Votum en Groet GK PS 36:2 (Uw goedheid Heer is hemelhoog) Gebed L: Rom 3:10-20 (lezer) NLB Ps 14:1 (De dwaas zegt in zijn hart 'Er is geen God') L: HC 2 (lees ik) NLB Ps 14:2 Preek Halverwege preek lezen: Pred 7:15-22 (lezer) NLB Ps 14:5 Gel.Bel. NLB 340b (Ik geloof in God de Vader) Gebed Collecte NLB 221:1-3 (Zo vriendelijk en veilig als het licht) Zegen

Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Ik wil beginnen met een vraag.
Wie houd hier van God? [wacht]

Dat is echt toch? Dat menen jullie he?
Mooi is dat. Gaaf.

En het is helemaal niet leuk als iemand dat in twijfel trekt;
oneerlijk ook.
Het is toch stom als je tegen de liefde van je leven zegt:
ik hou van jou; maar diegene antwoordt:
Doe je dat wel met je hele hart?
Volgens mij niet hoor.
En misschien weet je het nog niet, maar eigenlijk haat je me.
Of denk maar terug aan toen je belijdenis deed.
Je zei ja tegen God en zijn gemeente.
Het is nu net alsof de catechismus zegt:
Nee hoor, dat was niet echt.
Misschien heb je zo vraag en antwoord 5 gehoord.
Kan je doen wat God van je vraagt?
Nee. Naar mijn aard ben ik erop uit om God en mijn naaste te haten.
Maar jullie hebben God lief.
U houdt van God, Ik houd van God. Hoe zit dat?
Wat is er gebeurt? Hierover gaat het in de preek.

U gelooft al een tijd in God.
Hij loopt al een hele periode met u mee.
God heeft laten zien dat hij onze liefde ook verdient
en helemaal waard is.
Al vanaf de doop laat God zien: Ik ben er voor jou. Ik zorg voor je.
Er is niets dat tussen ons kan inkomen.
Er is geen probleem zo groot dat ik het niet zou kunnen oplossen.
En als je niet als kind bent gedoopt, maar hier toch als gelovige zit,
dan weet je het misschien nog wel bewuster:
God heeft mijn hele leven voor mij gezorgd
en dat zo geleidt dat ik nu hier zit.
Je hebt ervaren dat God zegt: Ik ben er voor jou.
Ik gun je het goede leven, een paradijs op aarde.
En als je leven één en al ellende is, ik kom je redden!
Ik ben. Ik ben erbij, en ik ben er voor jou. Dat zegt God.

We hebben zo’n goede God. Dat doet toch iets met je?
Gods liefde verandert je.
Op deze manier wekt God liefde voor hem bij je op.
Liefde kun je niet dwingen.
Dat verandert je, en je bent jezelf niet meer.
Uit mezelf zou ik dit niet geloven.
Als God me niet zou helpen dacht ik dingen als:
Dit is vast te mooi om waar te zijn.
Ik weet niet of dit wel voor mij geldt.
Of: Ja maar ik ben veel te zondig. Dat zegt de wet toch?
Als God mij niet zou helpen komt mijn ware aard boven.
De catechismus zegt het eerlijk:
Naar mijn aard kan ik het helemaal niet, om Gods wetten te houden.
Dat is allereerst: van God houden en je naaste als jezelf liefhebben.
Als je je naaste net zo moet liefhebben als jezelf,
dan betekent dat dat je eerst jezelf liefhebt.
Ook dat is de wet van God, die heilig is en goed.

Maar dat is voor mij tegennatuurlijk, gaat tegen mijn aard in.
Het lukt niet om altijd in God te geloven,
hem te eren en lief te hebben.
Soms heb je gewoon even geen zin in bidden of bijbellezen.
Soms wil je even niets met God te maken hebben.
Een Jezus die voor mijn zonde een vreselijk pijnlijke straf draagt?
Dat hoef ik niet.
Dat is mijn ware aard. Ik heb God niet nodig.
En het lukt gewoon niet om net zoveel van mijn buurman te houden
als ik mezelf liefheb.
Soms lukt het niet eens om van mezelf te houden…
Dat dit allemaal niet lukt, dat is nog eens ellende.
En op zich wil je misschien. Maar het lukt niet.
Waaruit ken je je ellende? Uit de wet van God.

We hebben net iets van Paulus gelezen.
Daar laat hij dat zien.
Wij leren onze ellende kennen uit het woord van God.
In Romeinen 3 laat hij dat heel letterlijk zien.
Hij maakt een collage van bijbelcitaten.
Citeert uit verschillende verzen om onze ware aard aan te tonen.
Veel verschillende Psalmen.
Onder andere psalm 14 en 36, waaruit we deze zondag ook zingen.
Paulus wil met al die citaten zeggen:
Alle mensen zijn zondig, geen uitzonderingen.
Niemand zal kunnen voldoen aan Gods eis.
Maar God heeft me gelokt, verleid,
naar zich toe getrokken en veranderd.
God heeft dat gedaan.
Het zit niet in mijn aard om van Hem te houden en zijn woorden te doen.
Uit mezelf kan ik dat nooit.
Maar soms lukt het toch.
Dan is God de Geest aan het werk geweest.
De catechismus wil dus niet je echte liefde in twijfel trekken.
Onze liefde voor God is het werk van de Geest.
Hij heeft ervoor gezorgd dat wij nu echt van God houden,
en van de mensen naast ons.

Elke keer begint de catechismus weer bij het begin.
Hoe was het met ons,
voordat God ons verleidde om Hem lief te hebben?
Voor dat de Geest ons van binnenuit veranderde?
Godzijdank heeft hij ons stenen hart voor hem laten smelten,
en gaan we Hem en de mensen die hij gemaakt heeft
steeds meer liefhebben.
Maar zolang Jezus nog niet terug is gekomen,
zullen we iets van onze oude natuur overhouden.
Daarom is het goed dit verhaal opnieuw te horen.
God de Geest doet fantastische dingen in ons leven.
Trek dat niet in twijfel.
Maar je moet ook niet denken dat hij al klaar met je zou zijn.
Daarom wordt je elke zondag herinnerd aan de wet.
Daarom hebben we het nodig die donkere plekken in jouw en mijn hart,
eerlijk onder ogen te zien.
Niet om je te straffen, of om je depressief te maken.
Maar wel om te laten zien: als je het alleen doet lukt het niet.
Als je het ontkent of wegstopt, of zegt dat het wel meevalt,
dan komt dat kijhard een keer terug.
Hoe ouder je wordt, hoe vaker je het merkt,
hoe mensen, en ook hoe jij jezelf kan tegenvallen.
Ik kan het niet alleen.
Maar gelukkig is God nog niet klaar me je:
er komt een dag dat God je zo verandert zal hebben,
dat je net als Jezus, perfect past
in het hemelse plaatje dat de wet ons voorhoudt.


2) Goed. Nu hebben we gezien dat de belijdenis
begint met onze oude natuur.
Het is een nuchtere constatering: wij kunnen de wet niet houden.
Wij houden uit onszelf niet van God.
Maar wat moet je daar nu mee?
Hoe pakt het nou uit dat mensen niets anders kunnen dan falen?
Moet je nou heel hard je best doen,
eigenlijk tegen beter weten in.
Of denk je, nou, laat maar zitten, die wet,
ik kan net zo goed doen waar ik zelf zin in heb,
wachtend totdat God me verandert?
Hiervoor wil ik een stuk lezen uit het boek Prediker.
Prediker was wijs,
hij keek goed rond in de wereld en gebruikte zijn gezond verstand.
Laten we gaan luisteren, en let vooral op vers 20,
dat vers heeft Paulus trouwens ook in Romeinen 3 gebruikt.

Pred 7:15–22 15 Dit heb ik in mijn leeg bestaan gezien: een rechtvaardig mens gaat aan zijn rechtvaardigheid ten onder, een onrechtvaardig mens leeft lang ondanks zijn slechte daden. 16 Wees daarom niet al te rechtvaardig en meet jezelf geen overdreven wijsheid aan. Waarom zou je jezelf te gronde richten? 17 Maar gedraag je ook niet al te onrechtvaardig en wees niet overmatig dwaas. Waarom zou je sterven voor je tijd? 18 Houd het ene vast en laat het andere niet los. Dat is het beste, want wie ontzag voor God heeft, ontsnapt aan al te veel rechtvaardigheid en ook aan al te veel onrechtvaardigheid. 19 De wijze heeft met deze wijsheid veel meer macht dan tien stadsbestuurders samen. 20 Er is geen mens op aarde die nooit zondigt, die alleen maar goed is en altijd rechtvaardig. 21 Spits daarom je oren niet bij alles wat er om je heen gezegd wordt. Dan hoef je niet te horen hoe je dienaar je vervloekt. 22 Je weet maar al te goed hoe vaak ook jij een ander hebt vervloekt.

Hier zie je een stukje praktische wijsheid.
De Prediker ziet goede mensen
die daar helemaal geen voordeel van hebben.
Integendeel, omdat hij rechtvaardig is, gaat hij ten onder.
Prediker constateert dat het niet helpt
om het braafste jongetje uit de klas te zijn.
Maar het helpt ook niet om dan maar zo slecht mogelijk te leven.
Aan beide ga je kapot. Als je wijs bent kies je het goede midden.
Prediker heeft ontdekt, dat is: ontzag voor God.

Als het gaat over mijn ellende,
dan heb ik dus diep ontzag voor God.
Het verschil tussen de heilige Heer, en deze arme zondaar,
is onmetelijk groot.
Maar ik heb ook ontzag omdat God de moeite neemt naar me toe te komen.
Die onmetelijke afstand tussen de hemel van de heilige
en deze in zonde gevallen wereld, die afstand overbrugt Jezus.
Maar dit ontzag zorgt er niet voor
dat ik me opeens als een super rechtvaardige ga gedragen.
Tuurlijk zegt Prediker dat als je ontzag voor God hebt,
dat je dan geen gekke dingen gaat doen.
Maar hij zegt ook iets bijzonders, en daarvan kunnen we leren.
Hij zegt ook dat je ontsnapt aan teveel rechtvaardigheid.
Het voorkomt dat je schijnheilig wordt, een heilig boontje.
Waarom?

Prediker is een realist.
Hij zegt, vs 20: Het lukt niemand om altijd perfect te zijn.
Dus kijk er dan ook maar niet raar van op, als iemand zondigt.
Het voorbeeldje van Prediker komt uit de praktijk.
Stel je voor: koning Salomo,
koning in een mooi groot paleis.
Je hebt vreselijk veel slaven, die alles doen wat je zegt.
Je hoeft maar te knippen met je vingers of ze komen eraan.
Dat is natuurlijk mooi een aardig,
maar zo’n slaaf zal ook wel eens een dag geen zin hebben,
en mopperen op de koning.

Prediker zegt dan: ga niet op zoek naar hoe anderen zondigen.
Ga er niet naar op zoek,
want dan zul je vast wel een keer horen hoe zo’n slaaf je vervloekt.
Ga niet in de kleedkamer luisteren over wie er geroddeld wordt.
Dat gebeurt toch wel.
Daar hoef je niet raar van op te kijken.
Wees maar nuchter en schrik er niet van:
Zo zijn mensen toch?

Let er trouwens op hoe wijs Prediker dit verhaaltje afsluit.
Hij zegt: Je weet best hoe dat bij jezelf gaat.
Salomo is geen haar beter dan de slaven om hem heen.
Hij ziet de donkere plek in zijn hart eerlijk onder ogen.
Je kent jezelf toch?


3) Prediker geeft hiermee een wijs advies bij zondag 2.
Het hoort nu eenmaal bij de menselijke aard dat wij zondigen.
Neem dat niet onverschillig over, om er maar lekker op los te leven.
Maar ook: Til er niet te zwaar aan.
Je zou kunnen gaan denken dat je moet ploeteren
om Gods genade te verdienen.
Je zou jezelf het zware juk van de wet opleggen,
en denken dat je het in je eentje moet doen.
Terwijl dat helemaal niet kan!

Paulus doet in Romeinen de constatering, niemand is goed.
Hetzelfde zien we bij Prediker, en in zondag 2.
We staan nu met elkaar voor de troon van God, en belijden.
Wij zijn zondig.
Dat is mijn ellende.
En helemaal pijnlijk omdat ik God die ik zo liefheb,
dat helemaal niet wil aandoen.
Maar als je de wet hoort en je zo je zonde leert kennen,
wat gebeurt er dan?
Gaan we met zijn allen naar de hel?
Komt er bliksem uit de hemel?
Nee. Het is een pijnlijk feit,
maar God staat daar niet machteloos tegenover.
Het basis–boekje christelijk geloof, de catechismus,
zal verder uitleggen hoe Jezus je verlost.
Hoe God op Golgotha een bliksemafleider heeft geplaatst,
hoe Jezus voor ons door de hel is gegaan.
Maar vooral hoe hij uit de dood opstaat,
en een nieuw leven voor ons mogelijk maakt.
Hoe het komt dat hier nu allemaal mensen zitten,
die echt van God houden.
Hij maakt een nieuw mensen van je, zoals God je bedoeld heeft.

Soms overvalt de ellende je,
en als je nadenkt over je zonde zeg je:
zie je wel; ik heb God niet lief met mijn hele hart,
ik dien hem niet mijn al mijn krachten.
Ik houd niet van mijn naaste.
Luister dan naar het eerlijke en nuchtere antwoord van zondag 2:
Dat kun je ook niet.

Maar God neemt zijn verantwoordelijkheid.
En hij kan dat ook aan.
Hij is groter dan jou zonde.
Christus is voor ons gestorven toen wij nog zondaars waren.
Hij weet ook nu wel raad met mij.
Dat betekent niet dat het niet erg is.
God haat de zonde met alles wat in hem is.
Maar wij moeten niet zo zwaar aan de zonde tillen
dat je denkt dat het God teveel zou worden.
God had je al lief toen je nog een zondaar was.

Denk maar terug aan het begin van de preek.
Weet u nog? Jullie houden van God. Daar begonnen we mee.
Omdat de Catechismus, Paulus en Prediker duidelijk hebben gemaakt
dat dat niet onze aard is,
mag u zeker weten dat God daar aan het werk was.
Een teken van nieuw leven dat de Geest geeft.
God twijfelt niet aan de echtheid van jou liefde,
omdat hij het je zelf gegeven heeft.
Daarom hoeft u ook niet te twijfelen,
want God is altijd groter.
Alle kleine goede dingen die je doet zijn het bewijs:
God verandert je.
En als Hij ergens aan begint, maakt hij het ook af.

Amen


online delen:

tag liefde balans wet doop sympathetisch-kritisch

Meer preken uit Heidelbergse Catechismus