Votum en groet GK 145:1-4 (Heer, onze God, hoe heerlijk is uw naam) Gebed L: Ex 19:20-20:21 (=incl 10 woorden) PsLevensliederen 15:1-3 (Wie zal te gast zijn) (KBC) L: Ex 24:1-18; 31:18 (schriftlezer) NLB 345:1,2 (Gij hebt uw woord gegeven =LvK 341) L: Mt 9:9-15 (schriftlezer) Z: GK 57:1,3 (Ik ben het levensbrood) Preek over Ex 24:11 (lees ik nog een keer) NLB 891:1 en 2 (Heer ik kom bij U, nl-versie) Gebed Collecte NPSB 23:1,3 (De Here is mijn herder Hij behoedt mij) Zegen

“Deze vooraanstaande Israelieten werden niet door God gedood:
zij zagen hem, en zij aten en dronken”

Gemeente van onze Heer Jezus.

Bij zijn laatste avondmaal hief hij de beker wijn,
voor een nieuw verbond.
Hij deelde de Matze in stukjes.
En zijn leerlingen zagen Hem, en ze aten en dronken.

Het verhaal van vanmorgen, uit Exodus is daar een voorloper daarvan,
van de manier waarop God met mensen wil omgaan.
In een verbond, een hechte band,
de intieme omgang van vrienden, die alles voor elkaar over hebben,
die samen eten, lief en leed delen,
soms bij elkaar wegrennen, maar weer terugkomen,
heb je me echt lief? – Ja, je weet het toch?
Dat is het onbreekbare verbond zoals we God zien.

Of een ander beeld wat Jezus gebruikt:
van bruiloftsgasten die blij zijn, die feest–vieren. Als je samen bent,
en het goed hebt, ja, dan ga je niet vasten, maar vier je feest.
Of twee geliefde, en ze zagen alleen elkaar,
vergaten alles en verdronken in elkaars ogen.
Dat is nou het verbond; de gemeenschap vieren met God die liefde is.
En je ziet het in Exodus 24:11: “zij zagen hem, en zij aten en dronken”


Maar ja, dat begin van dat vers klinkt totaal anders:
begint vrij ongenuanceerd, rauw, wat vervreemdend
“Deze vooraanstaande Israëlieten werden niet door God gedood”
Daar ben je mooi klaar mee; was dat dan een optie bij God?
dat hij mensen roept: maar als je te dicht bij komt, leg je het loodje.

Het wordt dus spannend als God roept om te komen.
Zo begon Exodus 24: Ex 24:1–2
“Kom naar mij toe, de berg op, samen met Aäron, Nadab en Abihu
en zeventig van Israëls oudsten, en kniel op eerbiedige afstand neer.
Alleen jij, Mozes, mag in de nabijheid van de HEER komen, de anderen niet.
Het volk mag jou niet volgen als je de berg op gaat.”

Dat laatste, is een echo van wat God al eerder had gezegd, toen hij afdaalde
om op de berg Sinaï te zijn; niemand mocht de berg op: Ex. 19:21–23
“De HEER zei tegen Mozes: ‘Ga naar beneden en waarschuw het volk
dat ze niet te dichtbij komen in de hoop de HEER te zien,
want dan zullen velen van hen het leven verliezen.
Ook de priesters, die gewoonlijk wel in de nabijheid van de HEER mogen komen,
moeten op eerbiedige afstand blijven,
anders zal de toorn van de HEER tegen hen losbarsten.’
Mozes antwoordde de HEER: ‘Het volk kan de Sinaï niet op gaan.
U hebt ons immers zelf bevolen de berg af te grenzen en als heilig te beschouwen.’”

En direct hierna volgen de 10 woorden, en het volk is zo overdonderd,
ze zijn zo onder de indruk Gods overweldigende overmacht,
zijn heerlijkheid, dat ze aan Mozes vragen: Ex 20:19
“Spreekt u met ons, wij zullen naar u luisteren.
Maar laat God niet met ons spreken, want dan sterven we.”

Dus dat gevoel van sterven als je God ziet, of zelfs alleen al hoort,
dat zit er diep in.
Een goede tijd later krijgen de aanstaande ouders van Simson
een engel op bezoek; ze worden bang. Recht 13:22v
De man zegt: “We hebben God gezien. Dat wordt onze dood!”
En dan had hij alleen nog maar een Engel gezien,
en dat was al zo overweldigend dat hij dacht dat het God zelf was.
Vrouwen hebben het soms zoveel beter begrepen:
Zij, die de moeder van Simson zal worden zegt:
“Als God ons had willen doden, had hij vast ons offer niet aanvaard
en ons niet laten zien wat we nu gezien hebben.
En dan had hij ons daarnet zeker niet zulke beloften gedaan.”

Ze ontdekken iets van God zien, en dan niet sterven maar leven.

Maar wat is dat eigenlijk, God zien? En kan dat eigenlijk?
Zelfs Mozes, die God sprak van gezicht tot gezicht,
heeft God niet in volle glorie gezien.
In dit blok van Exodus 19 tot 31, is God op de berg Sinaï.
en hij geeft wetten, de 10 woorden die we ook vanmorgen weer hoorden;
na dit mooie moment van Exodus 24, krijgt Mozes meer wetten,
hij krijgt het verbond zwart op wit;
hij mag God als het ware op de vingers kijken,
hoe hij zijn heilige wil, zijn passie,
zijn hart voor mensen die goed moeten samenleven, uittekent.
Mozes is boven, bij God, 40 dagen op de berg.
En ze spreken elkaar zoals mensen onderling spreken.
Heerlijk lijkt me dat; zo met God kunnen omgaan!

– Maar beneden duurt het wel erg lang. Het volk ziet het niet meer zitten.
Ze willen zo graag God zien, dat ze hem gieten in een koeien–beeld,
En precies dan, komt Mozes na die 40 dagen beneden,
met Gods liefde zwart op wit, in steen gebeiteld;
Maar door dat beeld valt het verbond al direct in scherven.
Mozes moet dan weer terug naar God, het voor het volk opnemen.
Terwijl God er eigenlijk wel klaar mee is.
En dan volgt een interessant gesprek tussen God en Mozes: Ex 33:18–23
Als proef op de som of God wel met Mozes is, of hij wel wil meegaan.
“‘Laat mij toch uw majesteit zien,’ zei Mozes.
Hij antwoordde: ‘Ik zal in mijn volle luister voor je langs gaan en in jouw bijzijn
de naam HEER uitroepen: ik schenk genade aan wie ik genade wil schenken,
en ik ben barmhartig voor wie ik barmhartig wil zijn. Maar,’ zei hij,
‘mijn gezicht zul je niet kunnen zien,
want geen mens kan mij zien en in leven blijven.’”

40 dagen is Mozes bij God geweest, heeft zijn woorden gehoord,
maar blijkbaar niet zijn gezicht gezien. Want hij moet erom vragen.
En dan zegt God iets, waardoor je hem prachtig leert kennen.
“Toen sprak de HEER: ‘Er is een plaats op de rots waar je dicht bij mij kunt komen
staan. Als dan mijn majesteit voor je langs gaat, zal ik je in een kloof laten schuilen
en mijn hand beschermend voor je houden tot ik voorbij ben. Als ik mijn hand
weghaal, zul je mij van achteren zien; mijn gezicht mag niemand zien.’”

God erkent hier het verlangen om dichtbij en zichtbaar, te zijn
en hij beschermt Mozes, zodat hij er niet aan kapot gaat.
“want geen mens kan mij zien en in leven blijven”
Maar dan is dit wie God is: Hij legt zijn hand beschermend op ons;
geeft ons beschutting tegen zichzelf.

Dus als in vers 11 staat: “Deze vooraanstaande Israëlieten werden niet gedood”
dan is dat vooral de opluchting: God is anders, mild en genadig,
Niet de boeman die willekeurig mensen dood laat neervallen.
Wel iemand die groter is dan wij, zó anders, dat je er van schrikt.
Je schrikt er even van weg. Zoals het volk zegt tegen Mozes:
“Spreekt u met ons, wij zullen naar u luisteren.
Maar laat God niet met ons spreken, want dan sterven we.”

Maar Mozes antwoordde: “Wees niet bang, God is gekomen om u op de proef
te stellen en u met ontzag voor hem te vervullen, zodat u niet meer zondigt.”

Wees niet bang. Dat zijn Jezus–woorden.

En laten we dat gevoel van angst, of van overweldigende grootheid,
niet wegzetten als bangigheid, als iets primitiefs,
waar wij overheen zijn gegroeid: Nee, Dit is echt wie God is.
In het nieuwe verbond is Gods liefde nog steeds overweldigend.
Hoe dichter we bij hem komen, hoe meer we voelen
dat we zo verschillend zijn.
Maar God beschermt ons, voor wat anders too–much zou zijn.
Legt zijn hand op je, zoekt een veilige beschutting voor je op,
beschutting tegen zichzelf, en als hij een verterend vuur moet zijn,
dan richt hij dat op zichzelf; Zodat Jezus kan zeggen: Wees niet bang.

De oudsten gingen niet sterven, maar die spanning hing er wel omheen.
Gods heilige berg was afgeschermd, met rood–wit lint,
ga deze grens niet over.
En de oudsten sterven dan niet, want dat is hoe God is.
Maar dit avondmaal voordat Jezus er was, deze verbondenheid,
is alleen mogelijk als er iets is dat vooruitwijst naar Jezus: offerbloed.


Voordat Mozes naar boven gaat, samen met priesters en leiders,
voordat hij luistert naar Gods opdracht de berg te beklimmen, vers 1,
is Mozes eerst beneden, aan de voet van de berg.
Daar maakt hij een altaar, een offerplek. Want er is offerbloed nodig.

En let er op dat het niet de hogepriesters zijn die slachten,
het zijn niet de oudsten; er staat:
“Hij droeg een aantal jonge Israëlieten op om de HEER brandoffers te brengen
en stieren te slachten voor een vredeoffer.”

Kinderen horen erbij, ze participeren hier.
Ook jongeren moeten opgevoed worden met kennis van offers.
Door het te doen, leren ze de rauwheid van offers.
Maar het mooie van een vredeoffer is, dat je er daarna fijn samen van eet.
Het vredeoffer is het enige offer waar ook niet–priesters van mochten eten.
Het is dus de bedoeling dat ze het offer zien, en dan eten en drinken.
Dit gebeurt beneden aan de voet van de berg.
Mozes besprenkelt het volk met bloed alsof het doopwater is,
en daarmee wordt het verbond bekrachtigd.

Hierna gingen Mozes, de hoge priesters, en de oudsten de berg op.
En zo komen we aan bij vers 11.
Vol aanbidding, diep onder de indruk van Gods overmacht,
liggen daar de prominenten voorgangers, de leiders,
met hun neuzen op de grond.
en het enige wat ze zien is dat de vloer saffierblauw is.
Alsof de rotsen van de Sinaï onder de indruk zijn van Gods heerlijkheid,
Zijn aanwezigheid maakt van de berg edelgesteente.
Dit moment in de bijbel heeft wat mystieks.
Het verbond is bekrachtigd, het huwelijk is gesloten.
En ze zagen, en aten en dronken. Het wordt geconsumeerd.

En zij zagen hem, de God van Israël En dat is niet niets…
Iets als: Oneindige Liefde in de ogen kijken.
Maar je kan je afvragen of God zien, wel echt God zien is.
Want kan dat eigenlijk wel, het oneindige zien?
Als God alles is, alom tegenwoordig, overal en onmetelijk,
dan past dat toch niet in mijn kleine blikveld?
Johannes zegt in zijn verslag van het goede nieuws: Joh 1:18
“Niemand heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon, die zelf God is,
die aan het hart van de Vader rust, heeft hem doen kennen.”

Johannes begint dus met die stelling: “Niemand heeft ooit God gezien”
En dan wil hij zeggen dat Jezus, echt God is, ons God heeft laten kennen,
maar die zin geeft dus de spanning aan.
God zien, Hij laat zich kennen, het gebeurt terwijl het eigenlijk niet kan.
Dat we het nu nog niet goed kunnen zien, zegt Paulus ergens zo: 1Kor 13:12
“Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan we oog in oog.
Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen,
zoals ik zelf gekend ben. ”

Ik kan nu niet God zien, de oneindige past niet in mijn beperkte koppie.
Dat kan niet, en toch laat God iets zien.
“en zij zagen de God van Israël.
Onder zijn voeten was er iets als een plaveisel van saffier,
helder stralend als de hemel zelf.
Deze vooraanstaande Israëlieten werden niet door God gedood:
zij zagen hem, en zij aten en dronken.”


We zitten nu in de 40–dagen tijd;
een andere 40 dagen dan Mozes op de berg.
Hij was bij God, zat aan de voeten van de Heer,
en ontving woorden van leven, en dronk het in.
Onze 40–dagen–tijd, is een tijd van bewustwording
stilstaan bij het lijden van Jezus.

Deze 40–dagen wordt ook wel de vastentijd genoemd.
De christelijke kerk had vanaf haar vroegste tijd de gewoonte om te vasten.
Soms op vaste dagen, en ook in bepaalde periodes.
Vasten is een goede manier om je afhankelijkheid te voeden.
Sommigen vasten van eten, van alcohol, of van sociale media.

Deze 40 dagen tot aan goede vrijdag,
is een goed moment om te om te oefenen in het schrikken,
iets van heiligheid te proeven, de ernst, de totale andersheid van God,
proberen te zien wie hij is, en dan te voelen: nu zullen we sterven.
De Lijdenstijd is niet bedoelt om sympathie met Jezus te hebben,
niet denken: ach wat zielig voor hem.
Want hij deed het niet voor zichzelf.
Hijzelf is de rots, die je voor Gods heiligheid beschermde,
Hij is de hand om je heen,
die voorkomt dat ik door Gods glorie verbrand, terwijl hij in vlammen op gaat.
De lijdenstijd is om stil te staan bij offerdier, het bloed dat moet vloeien.
Het is zielig voor mij. Want ik moet voelen: ik zou moeten sterven;
Jezus wil alleen maar zeggen: Wees niet bang.
En dan zie ik, dan zie ik de glorie van God.
Dan zal ik eten en drinken.

Jezus vergelijkt zijn tijd bij de leerlingen met een bruiloft,
feestgasten die blij met hem zijn, omdat ze zagen, en dus aten en dronken,
Dat leert dat voor vandaag, dat als jij het nu goed hebt met God,
dat je niet perse hoeft te vasten. Mat 9:15
“Bruiloftsgasten kunnen toch niet treuren zolang de bruidegom bij hen is?
Maar er komt een dag dat de bruidegom bij hen wordt weggehaald,
dan zullen ze vasten.”

Deze tijd moeten we dus gebruiken om te bedenken:
hoe dicht ben ik bij Jezus, leef ik met hem, intiem verbonden?
Of is hij ver weg, mis je hem, zie je het even niet.
Jezus zegt: er komt een dag dat de bruidegom bij hen wordt weggehaald;
dat is een goed moment om eens te vasten
Als je zoals het volk bent, beneden aan de berg, en het duurt en duurt maar.
De leiding is weg, en de visie ontbreekt, dat betekent: je ziet God niet.
Dan moet je vasten.

Vasten doe je bijvoorbeeld als je verdriet hebt,
of als je God wil laten zien dat het je menens is.
Vasten doe je om je op te voeden met honger naar God,
dorst naar levend water, een schreeuw om meer Geest.
Je drukt dan in je lijf uit, dat je dood gaat, het gevoel van sterven.
Maar dat zal dan ook het moment zijn dat God komt,
en zijn hand beschermend op je legt;
want sterven is niet de bedoeling.
Het is het moment dat God je in een veilige rotsspleet plaatst.
En dan zul je God achter–af zien. Dat komt vast en zeker.
Als wij hem zullen kennen zoals hij is, volledig kennen,
zoals ik zelf door hem gekend ben.
God zien, als je het nu mist; – het komt later wel, Hij zal zich onthullen.
Want Hij wil gezien zijn, gezien worden, geëerd worden om wie hij is.
Erkend in zijn oneindig grote, vurig brandende liefde voor ons.
Een Liefde zo groot en zo puur, dat het ons te veel is,
en toch wil hij het laten zien.
Zo fel, dat we verbaasd zeggen: Deze werden niet door God gedood.
God wil dat we hem zien.

Jezus laat ons God zien, en dit is hoe hij dat onthult:
door eerst samen te eten en drinken. Mat. 9:10vv
“Toen hij thuis aanlag voor de maaltijd,
kwam er ook een groot aantal tollenaars en zondaars,
die samen met hem en zijn leerlingen aan de maaltijd deelnamen.
De Farizeeën zagen dit en zeiden tegen zijn leerlingen:
‘Waarom eet uw meester met tollenaars en zondaars?’
Hij hoorde dit en gaf als antwoord:
‘Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieken wel. ”

Dit is hoe Jezus ons God laat zien.
Eerst samen komen, eten en drinken
totdat ik verschikt zie hoe ongezond ik ben,
Nu heb ik het gezien, ik zal sterven want ik ben doodziek.
Maar dan wil Jezus dat je nog een keer goed kijkt:
zie je nu dat ik de dokter ben, gekomen voor jou?
In Exodus is het zien, en dan eten en drinken,
Jezus draait het om, zodat we God achteraf zien.
Maar in alle gevallen is het iets van God zien,
en dan niet sterven maar leven.

Zo kunnen ook wij God zien, in elkaar, als we eten en drinken.
Want we zijn bruiloftsgasten op hetzelfde feest.
Wat voor een gast ben jij? Een jongere op de dansvloer?
Iemand die het vredeoffer eet en deelt?
Of ben je z’n gasten die een beetje schuchter aan een tafeltje staan,
in de hoek met een biertje, niets zeggen, niets delen. Geen contact maken.
Nou ja, ik weet dat ik zo op feestjes ben geweest.
En ik geloof dat we ook zó welkom zijn bij God.
Maar het feest wordt er beter van als we bij elkaar aan tafel schuiven.
Want dan wordt de verbinding met de ander,
die veilige plek waar God ons neerzet.
Dan is een goed contact in de wijk, de spleet in de rots, waar je veilig bent.
Daar ben je door God geplaatst.
Dan is een goed bord comfort–food, of een biertje met een vriend,
de zorgzame hand van God.
Dan is het als in de tijd van Jezus, dat we door te eten en te drinken,
achteraf doorkrijgen: ik heb God gezien! In jou.
Ik hoop dat we dit ontdekken in het gemeenteproject, vanaf Pasen.


Er zit iets overweldigends in God.
Hoe meer je van God ziet, hoe meer hij verblindt en schittert.
Hij wordt hoe langer hoe mooier en grootser.
Maar soms schept dat afstand.
De heiligheid, die mij, beneden aan de voet van de berg,
mijn zonde laat voelen, de lijdenstijd voor nodig was.
En soms overweldigd dat zo, dan krijg je even het gevoel:
o God, nu zal ik sterven.
Maar dat is niet wat de Here wil.
Wat hij wil is eten met zondaars, aanschuiven bij de gewone man.

God laat het er niet bij zitten.
Hij leert oud en jong om vredeoffers te eten.
Hij geeft ons aan elkaar in een verbond, een hechte band,
de intieme omgang van vrienden, die alles voor elkaar over hebben,
die samen eten, lief en leed delen,
soms bij elkaar wegrennen, maar weer terugkomen,
heb je me echt lief? – Ja, je weet het toch?

En dan zullen we uiteindelijk God zelf zien,
oneindige liefde in de ogen kijken.
Kunnen we dan het eindeloze overzien?
Zullen we dan het onbegrijpelijke snappen, kennen zoals we gekend zijn?

Dit zijn veels te verstandelijke vragen voor de Liefde,
we hebben een eeuwigheid om oneindige liefde in de ogen te zien.
De eeuwigheid als alles wegvalt tussen bruid en bruidegom,
ze zagen elkaar, en aten, en dronken

Amen


online delen:

tag vasten wees niet bang gemeenschap samen eten zelfreflectie oefening

Meer preken uit Exodus