Jak. 5:19,20 | link naar preektekst |
(FvG thema 5) Verbondenheid
2017-05-21 mo Heerde |
Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Tot nu toe was het mogenlijk om de thema’s van het gemeenteproject
heel individueel te benaderen.
Week 1, Mijn doel is om God te verheerlijken door van hem te
genieten.
Week 2, maar ik ben zondig, ik mis mn doel.
Week 3, gelukkig is daar die wonderlijke ruil, het feest van genade
waarbij Jezus in mijn plaats komt, en ik in de zijne,
Week 4, en nu mag ik groeien in heiligheid.
Het is niet mijn bedoeling om neer te kijken op individualisme,
Want de kracht daarvan is dat ik het me echt eigen maak.
dat ik niet mee–teer op een portie genade wat we samen krijgen,
of dat ik mn christelijke leven wel kan verstoppen in de massa.
En het voor mij persoonlijk dus even niet zo hoeft;
Nee, het gaat er om dat ook ik, dat meemaak.
En nu gaat het vanmorgen over verbondenheid.
Alles wat ik meemaak met God, dat geldt ook voor jou.
Ik ben een zondaar, en jij ook, en u ook.
Ik ben gered, en jij ook, en u ook.
Ik wordt geheiligd en mag groeien, en jij ook, en u ook.
In het beeld van vorige week: we zitten allemaal vast aan de wijnstok;
allemaal zijn we inge–ent op die tak,
we zijn allemaal gedoopt: ondergedompeld in Jezus’ dood
en gezamenlijk door het water gegaan en opgestaan.
We komen elkaar tegen: Hé! jij ook?!
En met terugwerkende kracht zie je dan ook
hoe al de thema’s van de afgelopen weken,
niet alleen een persoonlijke kant hebben,
maar ook een gemeenschappelijke:
Het is mijn doel om God te verheerlijken en te genieten,
maar hoe goed is het, om dat als broers en zussen samen te doen!
En als ik zonde doe, zingen we met David, tegen u alleen heb ik
gezondigd.
Maar de gevolgen raken altijd de schepping.
Het is in de schade bij elkaar, in het gelaat van de Ander,
dat we pas een begin voelen bij de pijn die we God aandoen.
En het feest van genade is iets wat we niet in ons eentje vieren,
maar doordat Jezus in mijn plaats en in jou plaats stierf,
werd dat kruis de plaats waar we als Gods familie aan elkaar gegeven
zijn.
Zie uw broer, zie uw zus,
en daar aan de voet van het kruis roepen we God aan,
niet alleen als mijn, maar als onze Vader.
–
Je kunt het ook goed zien in het thema van week 4:
Als het gaat over heiliging, gaat het om groeien in liefde voor God.
Heb de Here je God lief, met alles wat je bent,
en heb de naaste lief, als je zelf.
Vanmorgen gaat het dus over die naaste,
en op een bepaalde manier ook over jezelf.
Want als je van je naaste moet houden, als van jezelf,
moet je dus ook vrede met jezelf hebben.
Als ik me in verbondenheid met de ander geef,
heb ik dan het vertrouwen dat ik er echt mag zijn, dat ik ertoe doe?
Het onderwerp kan je daarom dicht op de huid komen.
Maar ook los daarvan is het best wel een kritische vraag:
Hou ik echt van jou? Durf ik me te geven; heb ik wat voor je over?
Kan ik iets van mezelf bloot–geven, of schamen we ons?
Stel je je liever verdekt op?
Of het kan je raken, omdat het over grote wezenlijke dingen gaat:
Hebben we elkaars welzijn op het oog?
Welzijn, dat het echt goed met je gaat. Jakobus zegt het zo sterk, hè?:
“wie een zondaar van het dwaalspoor terugbrengt redt hem van de
dood.”
Daar gaat het over; het feest van genade heeft een hoge inzet.
Het kan ook dichtbij komen, omdat je pijnlijk constateert dat je het
mist.
Je verwacht gemeenschap, nabijheid, maar voelt je alleen.
Of je hebt jezelf gegeven, en iemand reageerde bot.
Als je even dicht bij elkaar bent, komt een verkeerde beweging hard
aan.
Als je iemand dichtbij laat komen, en hij of zij rent weg,
laat niet meer horen, dat doet zeer.
Maar het omgekeerde kan ook; met al dat verlangen naar verbondenheid,
kan het ook overtrokken worden.
Er is een keerzijde: Moeten we alles van elkaar weten?
Moeten we nu schaamteloos alles open en bloot gooien?
Als Jakobus even eerder zegt: belijd elkaar je zonden,
dan heb je misschien het idee dat je met de billen bloot moet.
En dat voelt ongemakkelijk.
Het is niet voor niets dat we kleren aan hebben.
Kan ik er wel goed mee omgaan; en kun je ook te ver gaan?
Het heeft te maken met afstand en nabijheid.
Hoe dicht mag ik bij je komen, maar ook, moet ik alles wel weten?
Alsof je iemands persoonlijke zone binnenstapt,
en het is eigenlijk wat dichterbij dan prettig is.
Verbondenheid is niet dat we klef elkaars handje moeten vasthouden,
een groot blij gezin zijn.
Juist in de gebrokenheid zie je dat het zich niet laat opleggen.
Verbondenheid is er niet vanzelf.
En volgens mij is er ook een balans.
Vanmorgen staan we in het bijzonder stil
bij de laatste twee verzen van Jakobus.
“Broeders en zusters, als een van u afdwaalt van de waarheid
en een ander laat hem daarheen terugkeren, dan mag hij weten:
wie een zondaar van het dwaalspoor terugbrengt,
redt hem van de dood en wist tal van zonden uit.”
Wat hieronder zit is dat we zoveel om elkaar geven,
dat je elkaar erbij wilt houden.
Het is niet: ieder voor zich; je moet maar zien of je er komt –
Nee, we nemen elkaar mee, en sturen elkaar bij.
We spreken elkaar aan als geliefde broers en zussen,
maar we spreken elkaar er ook op aan.
Maar dat vinden we snel nogal bemoeierig. Te kritisch
En zeker als je het beeld van vroeger hebt,
dat je pas echt broeder en zuster was,
als de neuzen dezelfde kant op stond, als iedereen precies hetzelfde
dacht.
Een beetje als de Daltons, die 4 broers uit Lucky Luke
kleren precies hetzelfde, alleen de hoogte is verschillend,
maar voor de rest alles uniform. Geen veelkleurigheid.
Maar omdat je dat zó erg vond, laten we elkaar nu zo vrij,
dat we niets meer durven te zeggen.
Maar dan is die vraag van Jakobus dus weer echt belangrijk:
Als je je broer of zus maar laat begaan op zn dwaalspoor,
dan loopt dat uit op de dood. – Maar als je hm erbij trekt,
dan red je hem; dan wis je tal van zonden uit.
Eigenlijk staat er: dat tal van zonden worden toegedekt.
Voor God, zodat we weg die eerst doodliep, niet meer je dood wordt.
Toedekken, dat is een begin van vergeving, echte verbondenheid:
“Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, ik was naakt, en
jullie kleedden mij.”
En daarmee worden dus zonden bedekt,
zo kan je de uitwerking van het kwaad tegen gaan!
Prachtig als je dat gegeven wordt.
Jakobus heeft het eerder ook over vergeving: “Belijd elkaar je
zonden”
Zie je dat er iets gelijkwaardigs in zit? Elkaar
Er zit een spanning in, in verbondenheid,
want verbondenheid kun je niet opdringen.
Maar als je open bent naar elkaar, niet eenzijdig opdringen,
maar wederzijds, dan merk je hoe mooi het kan zijn.
Daar heb je vertrouwen voor nodig. En dat is er niet vanzelf
Het beeld van de kleding werkt ook hier.
In een relatie kun je totaal naakt zijn naar elkaar.
Niet altijd, voor openheid moet het echt goed zijn.
We zullen in de loop van de dienst 4, bijbelteksten lezen,
daarin komt het beeld van kleding of naaktheid naar voren,
en dat wil ik gebruiken als illustraties bij de tekst uit Jakobus.
Daarin wil ik laten zien hoe het thema van verbondenheid,
hoe dichtbij je mag komen, speelt,
en hoe dat vaak te maken heeft met schuld en schaamte.
We lezen nu dus uit het begin van Genesis, paradijs en zondeval.
Gen 2:25, 3:6–11, 21
“Beiden waren ze naakt, de mens en zijn vrouw, maar ze schaamden zich
niet voor elkaar.
(…) (3:6) De vrouw keek naar de boom. Zijn vruchten zagen er heerlijk
uit, ze waren een lust voor het oog, en ze vond het aanlokkelijk dat de
boom haar wijsheid zou schenken. Ze plukte een paar vruchten en at
ervan. Ze gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en ook hij at
ervan. Toen gingen hun beiden de ogen open en merkten ze dat ze naakt
waren. Daarom regen ze vijgenbladeren aan elkaar en maakten er
lendenschorten van. Toen de mens en zijn vrouw God, de HEER, in de
koelte van de avondwind door de tuin hoorden wandelen, verborgen zij
zich voor hem tussen de bomen. Maar God, de HEER, riep de mens: ‘Waar
ben je?’
Hij antwoordde: ‘Ik hoorde u in de tuin en werd bang omdat ik naakt
ben;
daarom verborg ik me.’ – ‘Wie heeft je verteld dat je naakt bent?
Heb je soms gegeten van de boom waarvan ik je verboden had te eten?’
(…)
(21) God, de HEER, maakte voor de mens en zijn vrouw kleren van
dierenvellen en trok hun die aan.”
Hier zie je dus dat het in het paradijs goed was.
Totale transparantie tussen Adam en Eva, er zat niets tussen
er was verbondenheid, alles was open en bloot, en dat was geen probleem.
Totdat ze keihard onderuit gaan.
Op het moment dat ze vallen in zonde, begint de schaamte.
De behoefte om te bedekken. Adam begin amateuristisch met wat blaadjes.
God pakt het beter aan, en maakt kleren voor ze.
Sindsdien heeft naaktheid en schaamte met elkaar te maken:
Het ongemakkelijk gevoel dat je fout was.
Het gênante moment dat je daar de ander de schuld van geeft.
Dat door–en–door menselijke om te wijzen naar elkaar.
In de woorden van Jakobus: dit is het moment dat Adam en Eva ontsporen,
afdwaalden van de waarheid; ze moeten nu worden gered van de dood.
Jakobus heeft het over bedekken van zonden. Maar in Genesis?
In dit verhaal wordt niet de zonde bedekt, maar de naaktheid.
Het hebben van een bloot lijf is ook niet zonde op zich.
De intuïtie van Adam is om het te bedekken, hij voelt schaamte
en God gaat daar zo genadig in mee, door kleren te maken.
Maar ook het hebben van een lijf is niet iets om je voor te schamen.
Wat God bedekt is niet de zonde,
Dat is ook belangrijk om te zeggen: Hij loopt er niet aan voorbij.
Net zoals de mantel der liefde niet bedoelt is
om kwaad maar te laten voor wat het is.
De dierenvellen die God gebruikt om de blootheid te beschermen,
kost God de dood van de door hemzelf gemaakte dieren.
Het bedekken van de schaamte kost iets.
En die bedekking beeldt uit dat dat verbondenheid weg is.
Vanaf nu zit er iets tussen mensen,
zelfs tussen een man en zijn eigen vrouw.
Door de zonde werd naaktheid een teken voor het gebrek aan vertrouwen.
We kunnen elkaars lijf niet zomaar aan elkaar toevertrouwen
We gaan verder lezen uit Genesis. Een verhaal van Noach.
De Ark is net geland, en we lezen Gen 9:18–29
“De zonen van Noach, die samen met hem uit de ark waren gekomen,
heetten Sem, Cham en Jafet; Cham was de vader van Kanaän. Met de drie
zonen van Noach begon de verspreiding van de mensheid over de hele
aarde. Noach was landbouwer en legde als eerste een wijngaard aan. Hij
dronk van de wijn, werd dronken en ging in zijn tent liggen, zonder
kleren aan.
Toen Cham, de vader van Kanaän, zag dat zijn vader naakt was, vertelde
hij dat aan zijn twee broers, die buiten waren. Daarop namen Sem en
Jafet een mantel, legden die over hun schouders, liepen achteruit de
tent binnen en bedekten het naakte lichaam van hun vader, met afgewend
gelaat, zodat zij hem niet naakt zagen.
Toen Noach uit zijn roes ontwaakte en te weten kwam wat zijn jongste
zoon hem had aangedaan, zei hij: ‘Vervloekt zij Kanaän, knecht van zijn
broers zal Kanaän zijn, de minste van alle knechten. Geprezen zij de
HEER, de God van Sem; knecht van Sem zal Kanaän zijn. Moge God ruimte
geven aan Jafet, hem laten wonen in de tenten van Sem; knecht van Jafet
zal Kanaän zijn.’
Noach leefde na de zondvloed nog driehonderdvijftig jaar.
In totaal leefde Noach negenhonderdvijftig jaar. Daarna stierf
hij.”]
Het heeft wat tragisch, Noach; Genesis noemt hem een rechtschapen man.
Hij was in zijn tijd de enige die een voorbeeldig leven leidde,
in nauwe verbondenheid met God. Hij wandelde met God. (Gen 6:9)
Maar ook hij gaat onderuit, kent zijn grens niet.
Had God om de zonde, de aarde bedekt met water,
dit is weer een zondeval van de man aan de top.
Waar Adam en Eva naar elkaar wezen om van hun schuld af te komen,
komt hier Cham kijken, genieten, plezier hebben,
van waar je je normaal gesproken voor schaamde.
Verbondenheid is niet mogelijk als iemand wil roddelen,
als er een voyeur tussen zit, als je niet veilig bent.
Cham maakt misbruik van de situatie.
zou je van Noach zeggen dat het misschien nog een vorm van discretie
is,
om met zijn benevelde hoofd zich terug te trekken in de tent,
Cham komt kijken, om het kwaad te ont–dekken, open te leggen.
– Z’n twee broers, Sem en Jafet doen precies het omgekeerde.
Heel omzichtig, ze willen niets zien, ze willen het toedekken.
Ze lopen achteruit, bedekken hun vader met hun gezicht afgekeerd.
zouden ze dat hebben gevoeld: afkeer, plaatsvervangende schaamte?
Er zit iets moois in, dat ze de eer van hun vader hoog willen houden,
zo goed en kwaad als dat nu gaat, want erg eervol staat Noach er niet
op.
Sem en Jafet willen het niet onder ogen willen komen,
het liefst zouden ze het verstoppen, mantel erop, zand erover;
Alsof het nooit gebeurd is…
Maar zie je: hoe de bijbel het verhaal niet onder het tapijt heeft
geschoven?
Jakobus zegt: belijd elkaar je zonden, en wil terugkeer van de
dwaalweg.
Als iemand je iets toevertrouwd, moet je dat bedekt houden.
Als je weet van iemands misstap, en je weet van vergeving,
dan kun je de goede naam van iemand hooghouden,
door het niet over die zonde te hebben;
De zondaar kwam terug van het dwaalspoor, en de schuld is bedekt.
Maar dit klinkt toch als de mantel der liefde.
uitdrukking is mooi bedoeld: maar heeft vandaag een lelijke betekenis.
Bedekken, klinkt al snel als doofpot, oneerlijk gedraai.
Vandaag willen we transparantie, eerlijkheid.
En dat is soms ongenadig hard, maar wel eerlijk.
We moeten inderdaad niet het kwaad negeren.
En zeker niet als er andere slachtoffers zijn.
Toedekken van misstanden in de kerk? Nee juist niet.
We hebben een meldpunt voor seksueel misbruik in de kerken.
Dat is blijkbaar nodig.
Dat zijn geen zonden die je moet toedekken;
Dat moet je juist niet wegstoppen en doen alsof er geen kwaad is;
dat is pas onverbonden, dat is onbetrokken,
Verbondenheid, is ook verbondenheid met gebrokenheid.
Met hen die onder het kwaad hebben geleden.
Zoals Jezus naar ons toe kwam, zich aan ons verbond
toen we nog daders waren.
Verbondenheid is dus recht doen aan de gebrokenheid.
Niet wegstoppen, maar wel de kwade werking ervan tegengaan.
Maar dan niet zo genadeloos en schaamteloos als Cham
Dit zijn twee verhalen waar naaktheid te maken heeft met schaamte,
met zonde, met afstand en onverbondenheid.
We lezen nu met elkaar een verhaal waar juist het goede en mooie
van verbondenheid wordt beschreven; over koning David die ark van God
bij zich hebben wil. Over zijn verbondenheid met God. 2Sam 6:12–23
“Toen koning David hoorde dat de HEER Obed–Edom en zijn familie en
bezittingen had gezegend vanwege de aanwezigheid van de ark van God,
ging hij naar het huis van Obed–Edom om de ark feestelijk in te halen in
de Davidsburcht. Telkens als de dragers van de ark van de HEER zes
passen gedaan hadden, offerde hij een stier en een vetgemeste koe.
Vol overgave danste hij voor de HEER, slechts gekleed in een linnen
priesterhemd. Onder gejuich en stoten op de ramshoorn brachten David en
de Israëlieten de ark van de HEER de berg op.
Toen de ark de Davidsburcht werd binnengedragen, stond Michal, de
dochter van Saul, al op de uitkijk bij haar venster. Ze zag koning David
dansen en springen voor de HEER, en haar hart vulde zich met minachting.
De ark van de HEER werd neergezet in de tent die David ervoor had
opgericht, en David bracht de HEER brandoffers en vredeoffers. Na afloop
daarvan zegende hij het volk in de naam van de HEER van de hemelse
machten. Aan heel het volk, aan alle aanwezige Israëlieten, zowel de
mannen als de vrouwen, liet hij brood, gedroogde dadels en rozijnen
uitdelen. Daarna ging iedereen naar huis.
Ook David ging naar huis, om zijn familie en bedienden te zegenen.
Michal kwam hem tegemoet en zei: ‘De koning van Israël heeft zich
vandaag wel bijzonder waardig gedragen! Als de eerste de beste dwaas
heeft hij zich voor de ogen van zijn slavinnen en onderdanen ontbloot!’
– David antwoordde: ‘Dat deed ik voor de HEER, die mij heeft aangesteld
als vorst over het volk van de HEER, over Israël, en mij zo heeft
verkozen boven jouw vader en heel zijn familie; voor de HEER danste ik!
En al zou ik me nog erger vernederen, al zou ik me zelfs in mijn eigen
ogen verlagen, dan nog zou ik in aanzien staan bij de slavinnen over wie
je spreekt.’
Michal, de dochter van Saul, zou kinderloos blijven tot op de dag van
haar dood.”
Je ziet hier hoe David zich geeft aan God.
Hij schaamt zich niet om voor God in zijn hemd staan,
halfnaakt, maar het drukt juist de verbondenheid uit tussen David en
God.
Het heeft iets intiems. David dansend, helemaal toegewijd aan God.
Ik zeg met opzet intiem, hoewel het publiek is, wat David hier doet.
Davids liefde en de toewijding doet me denken,
aan een geliefde die zich voor de ander ontkleedt.
Hier ben ik Heer. Dit ben ik, en ik wil me helemaal geven.
En ze schaamden zich voor elkaar niet.
– Je ziet hier ook, hoe pijnlijk voor David en Michal,
hoe die schaamteloze liefde voor God, ook vervreemding oplevert.
Waar de kleren bij David uitgingen,
tussen David en Michal zat er altijd wat tussen.
Het laatste verhaal wat we lezen komt uit Lukas 8:26–36
“Ze voeren verder naar het gebied van de Gerasenen, dat tegenover
Galilea ligt.
Toen hij aan land stapte, kwam hem vanuit de stad een man tegemoet die
door demonen bezeten was. Deze man droeg al geruime tijd geen kleren
meer en woonde niet in een huis, maar in de rotsgraven. Toen hij Jezus
zag, viel hij schreeuwend voor hem neer en riep luidkeels: ‘Wat heb ik
met jou te maken, Jezus, Zoon van de allerhoogste God? Ik smeek je, doe
me geen pijn!’ Jezus stond namelijk op het punt de onreine geest te
bevelen uit de man weg te gaan. Want die had hem al heel lang in zijn
macht, en gewoonlijk werd de man voor de veiligheid aan handen en voeten
geboeid, maar telkens trok hij de boeien kapot en werd hij door de demon
naar eenzame plaatsen gedreven.
Jezus vroeg hem: ‘Hoe heet je?’ Hij antwoordde: ‘Legioen’ – er woonden
namelijk veel demonen in hem. Ze smeekten hem hun niet te bevelen naar
de onderwereld te gaan. Op de berghelling liep op dat ogenblik een grote
kudde varkens te grazen, en de demonen smeekten Jezus om hun toe te
staan hun intrek in de varkens te nemen. Hij stond hun dat toe. Toen ze
uit de man waren weggegaan, trokken ze in de varkens, waarop de kudde de
steile helling afstormde, het meer in, en verdronk.
Toen de varkenshoeders dat zagen, sloegen ze op de vlucht en vertelden
in de stad en in de dorpen wat er was gebeurd. Vele mensen gingen op weg
om met eigen ogen te zien wat er was voorgevallen. Toen ze bij Jezus
kwamen, troffen ze daar de man aan uit wie de demonen waren weggegaan.
Hij zat aan Jezus’ voeten, gekleed en bij zijn volle verstand, en toen
ze dat zagen, werden ze door schrik bevangen. Degenen die alles gezien
hadden, vertelden hun hoe de bezetene was gered.”
Die demonen die deze man hadden overgenomen;
als Nazi’s die de Joden naakt de gaskamers in paradeerden,
zo liepen die demonen met hem te koop. Legio slavendrijvers.
En de arme man is totaal verwilderd, geen contact met zichzelf,
en al helemaal niet met anderen, naar de eenzaamheid gedreven.
Jezus maakt contact, geeft vrijheid.
Die man was naakt, maar Jezus’ bevrijding bedekt hem;
Hij komt tot rust, zittend aan de voeten van de Heer,
zijn gedachten niet meer bezet, maar bij zijn volle verstand,
en let op dat detail, gekleed.
Jezus herstelt hem, zodat hij weer de samenleving in kan.
Zodat hij weer in de nabijheid van mensen kan zijn.
Bedekt de gebrokenheid, de schaamte van het schaamteloze gedrag
van legio demonen.
En nu zit hij op zijn paasbest gekleed aan Jezus voeten.
Want, open en bloot, dat werkte alleen in paradijs.
En het was Gods liefde, bescherming, om kleren te maken
voor Adam en Eva, toen ze zich voor elkaar schaamde.
En Jezus doet het zijn vader na, en het kost hem dierbaar.
Over die varkens is veel te zeggen,
voor nu laat ik het erbij dat God dat overheeft voor de kleding van 1
man
God heeft onze schaamte bekleed en bedekt. Niet met dierenvellen
Maar hij heeft ons nu bekleed met Christus.
Hij kwam om ons terug te brengen van de dwaalwegen,
en ons redden van de dood.
Hij bedekt onze zonden met witte kleren
die staan voor de goede werken van de heiligen.
En we mogen elkaar helpen passen, op een goeie manier ’de maat nemen’
en zeggen, he, dit staat je goed.
Dat is verbondenheid. Om de ziel van de ander. Amen
online delen:
FeestVanGenade paradijs kleding naakt
Meer preken uit Jakobus