stilte Votum en Groet DNP 122:1,3 (Wat was ik blij toen mij een stem) Gebed Tekst: 1 Tim 2:1-7 (lees ik) DNP 2: 1 en 2 (de nieuwe psalm berijming: Wat willen jullie wereldmachten toch) Neh 9:1-8 (onderstaand gedeelte als 1 blok, door lector) Ps 106:1 (LB=Ps: Loof nu de Heer, want Hij is goed) Neh 9: 9-19 Ps 106: 9, 18 Neh 9: 29-37 Ps 106: 21,22 Preek Amenlied en Geloofsbelijdenis: GK167=ELB218: Samen in de naam van Jezus Gebed (vragen om onderwerpen, bidders?) Collecte NLB 221:1-3 (Zo vriendelijk en veilig als het licht) Zegen en Danish Amen

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Met deze woorden begint elke preek, en het is een open deur.
Zo vanzelfsprekend, dat je het eigenlijk niet hoort.
Maar we zijn een kerk die van Jezus is.

Vanmiddag gaat het over het bidden in de kerk;
bidden, ook dat doen we in Jezus’ naam.
We zijn kerk van Jezus, en we bidden in zijn naam;
Maar wat betekent dat nou, hoe ziet dat er uit?
Daar wil ik het over hebben.


Boven de preek heb ik gezet: Ken je plaats.
En dat is niet omdat Paulus in zijn brief mensen op hun plek zet.
Je zou het kunnen denken als je verder leest in deze brief:
We hebben het niet gelezen, maar daar geeft Paulus instructies
aan mannen die met geheven handen moeten bidden.
Vol toewijding, zonder wrok of onenigheid.
Evenzo, wil hij dat de vrouwen bidden.
En hij vraagt dan vrouwen om hun toewijding aan God te tonen,
doordat ze zich bescheiden kleden, ingetogen zijn.
Hij moet ze afremmen.
Dat was niet omdat Paulus niet van vrouwen houdt,
maar omdat er daar in Efeze, en in meer steden in die tijd,
en stroming van vrouwen was, die rijk waren, zelfstandig,
en ook waren ze erg belezen,
eigenlijk omdat ze niet veel meer te doen hadden (?)
Nu is daar in zichzelf natuurlijk helemaal niets mis me.
Maar deze groep vrouwen liep graag met hun kennis te koop.
Het was een bepaalde stroming toen, een mode–verschijnsel.
En van dat zich vreselijk opblazen, frutsels en toeters en bellen,
en enorm veel praatjes, daarvan zegt Paulus: doe maar kalm aan.

Ken je plaats, zegt Paulus in het bijzonder tegen Timoteüs.
Hij heeft hem ontmoet op zijn 2e zendingsreis, als jonkie.
Paulus neemt hem mee, en ze krijgen een bijzondere band.
Timoteüs wordt heel belangrijk in Paulus’ bediening.
Van zes van de brieven die Paulus schrijft, is Timoteüs, mede–auteur.
En twee brieven worden aan hem gericht.
Paulus noemt Timoteüs: “mijn waarachtig kind in het geloof” 1Tim 1:2
Hij was zijn geestelijk vader geworden,
en nu tegelijk ook een vertrouwd medewerker.
Deze brief is een instructie,
hoe Timoteüs in de gemeente van Efeze aan het werk moet.
Met vertrouwen kan hij hem in die wereldstad achterlaten.
Met een missie, zodat de Timoteüs zijn plek kan innemen in de gemeente,
en de gemeente zijn plek kan in innemen in de plaats Efeze.
Het was de 3e stad qua grootte in het Romeinse Rijk.
Paulus vertrouwt Timoteüs deze belangrijke taak toe.


Hij begint de missie van Timoteüs zó te beschrijven:
“Allereerst vraag ik dat er voor alle mensen gebeden wordt,
dat er smeekbeden, voorbeden en dankgebeden voor hen worden uitgesproken.
Bid voor alle koningen en gezagsdragers”

De kerk moet haar plek moet innemen, door te bidden.

Om te beginnen: voor iedereen.
De kerk is een plek die geeft om de wereld,
die zich in alle toonsoorten tot God richt.
Paulus gaat letterlijk diverse gebedsvormen bij langs:
smeekbeden, voorbeden, dankgebeden.
De bedoeling is niet dat je daar heel technisch naar kijkt,
– wat is nou het verschil tussen die soorten? –
maar vooral ziet dat er een veelkleurigheid aan gebedsvormen is.
Voor alle mensen moet er veelsoortig gebeden worden.
Dat is het eerste wat Paulus aanwijst.
Zodat de kerk z’n plek, in, en ten behoeve van de wereld, inneemt.

Ken je plek. Ja, maar als je kijkt hoe we vooral voor koningen
moeten bidden, klinkt het toch alsof je op je plek wordt gezet:
Weest maar braaf, gezagsgetrouw, en gedraag je een beetje.
Ik weet niet hoe u dat leest, maar ik wordt er soms een beetje recalcitrant van.
In onze cultuur zit iets van weerstand tegen gezag.
We spreken niet graag over hoog en laag;
als iemand je meerdere is, vinden we hem of haar al snel arrogant.
Zelfs al is het feitelijk waar,
en heb je een bepaalde rang, functie, status of ambt,
dan benaderen we elkaar liever op een gelijkwaardige manier.
Om maar te voorkomen dat het uit de hoogte is.
En is er soms ook niet een wantrouwen naar leiders?
Of je nu je leidinggevende op je werk niet helemaal vertrouwd,
het management weer eens iets nieuws bedacht heeft,
of dat ze er daar in Den Haag een potje van maken.
’Ze’ moeten het vaak ontgelden. We zetten ons af.

Misschien geef je niet zo om politiek;
en voel je je zelfs gesteund als Jezus zegt
dat zijn koninkrijk niet van deze wereld is.
Maar blijkbaar is dat niet wat hij bedoeld.
Als Paulus zegt “Bid voor alle koningen en gezagsdragers”
kunnen we dat dan ook gewoon incasseren?
Het is zo menselijk om te doen wat goed is in eigen ogen.
Niet iets doen omdat het moet, omdat een ander het zegt.
Maar eigen baas, zonder iemand boven je.
Is dit voor herkenbaar voor je? Dan legt de opdracht van Paulus
onze onderliggende opstand tegen gezag bloot.
Dan moet ik tegen mezelf zeggen: Ken je plaats.
Door dan te bidden voor alle mensen, ook die omhooggevallen lui,
ontdekken we dat God misschien wel meer
om het koninkrijk der Nederlanden geeft, dan ik.
Dat Hij meer betrokken is op mijn leefwereld,
meer houdt van mensen, meer verbonden en betrokken is,
bij ons hier en nu, en dat van de buren.


Paulus zegt dus dat we voor alle mensen moeten bidden,
noemt in het bijzonder de koningen en gezagsdragers,
maar daar geeft hij dan ook een reden bij:
“opdat we rustig en ongestoord kunnen leven,
in alle vroomheid en waardigheid.”

Door te bidden voor je leiders en bestuurders,
help je ze keuzes te maken in lijn met Gods wil.
Daar wordt ons leven beter van.
God heeft zoiets ook al eerder gezegd.
Als bijvoorbeeld de profeet Jeremia aan ballingen schrijft,
geeft hij de opdracht om voor de stad te bidden.
Settel daar, ga er trouwen en werken, en zet je in. Hij schrijft:
“Bid tot de HEER voor de stad waarheen ik jullie weggevoerd heb
en zet je in voor haar bloei,
want de bloei van de stad is ook jullie bloei.”
Jer. 29:7
Net zo zegt Paulus hier te bidden voor je omgeving,
“opdat we rustig en ongestoord kunnen leven.”

Dat zijn bijzondere woorden,
als je bedenkt in welke tijd Paulus dit schreef: Nero is keizer.
Christenen zullen merken
dat ze alles behalve rustig en ongestoord kunnen leven.
En in Efeze was bovendien een behoorlijk vijandige afgoden–cultus,
die de opkomst van deze nieuwe religie niet verdroeg.
Vroomheid en waardigheid worden juist beproeft.
Toch zegt Paulus: bid voor je leiders.
“Dat is goed en welgevallig in de ogen van God.”
Bidden voor het bestuur, geeft aan dat je haar erkent.
De kerk heeft in haar gebed ook laten zien,
dat het niet de bedoeling is om de keizer maar van zijn troon te stoten.
Of dat Nero, of Poetin of Rutte nu erkennen dat God hem heeft aangesteld of niet,
jij erkent het gezag, en geeft het over in de handen van God.
Dat is het koninkrijk, dat niet van deze wereld is.

En toch is dit voorbede doen niet alleen maar om gezagsgetrouw te zijn.
Het heeft ook een doel.
Paulus noemt het niet zomaar “goed en welgevallig is in de ogen van God”
hij voegt daar aan toe, dat die God onze redder is:
“die wil dat alle mensen worden gered en de waarheid leren kennen.”
Daarom moeten we bidden voor alle mensen, en voor koningen.
De opdracht aan Timoteüs krijgt op deze manier
in zo’n vijandige stad dus een missionair karakter.
Paulus wijdt daarom uit, over het reddingswerk van Jezus.
Waarvan je zou willen dat alle mensen, alle koningen
en leiders het erkenden en geloofden:
“de mens Christus Jezus, die zichzelf gegeven heeft als losgeld voor allen”
En daarom moet en kan er dus ook voor alle mensen worden gebeden.
Paulus is apostel, het is zijn missie, om dit te verkondigen.
Deze waarheid, moet de wereld in,
ook de wereldstad Efeze valt onder deze missie.
De opdracht begint met voor ze te bidden.
Paulus instrueert Timoteüs dat mannen en vrouwen dat moeten doen,
zonder wrok naar systemen en overheden,
zonder de wens jezelf op de voorgrond te stellen,
of te koop te lopen met je kennis of je looks,
maar met overgave en toewijding.
Jezelf weggeven, zoals Jezus zich als losprijs gaf.


Paulus wil dat alle mensen Jezus leren kennen.
Dat ze de waarheid zien dat Jezus zichzelf opofferde.
Zoals Jezus priester en lam tegelijk was, bemiddelde tussen God en mensen,
zo moet Timoteüs de kerk laten bidden, bemiddelen,
namens hen een goed woordje doen bij God.

Timoteüs moet de kerk aan het werk zetten.
Neem jullie je plek in: We zijn priesters voor de stad.
We moeten voorbede voor een omgeving die er niet op zit te wachten,
voor leiders, soms zelfs echt slechte leiders.
Maar ken je plaats, neem je positie in.
Wij die de naam van Christus dragen, mogen hem ook volgen in zijn rol.

Dit zat ook al in het onderwijs dat Jezus gaf. Hij zei: Luk 6:28
“zegen wie jullie vervloeken, bid voor wie jullie slecht behandelen.”
En “ik zeg jullie: heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen,
alleen dan zijn jullie werkelijk kinderen van je Vader in de hemel.
Hij laat zijn zon immers opgaan over goede en slechte mensen
en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.”
Mt 5:44v
Juist als je niet van koningen en wethouders en slechte bestuurders houdt,
als ze liegen over vakantie–uitjes, en doen alsof ze hoge contacten hebben;
als ze eerst een sector kapot bezuinigen en nu lekker wachtgeld vangen,
juist dan moet je voor ze bidden.
Als ze besluiten dat je lijf als je sterft niet meer van jou is,
maar van de staat, orgaan–donatie niet wordt gekregen maar genomen,
dan keren we de andere wang toe, en bidden we voor ze.
Als politici met leugens en grootspraak aan de macht zijn gekomen,
en men met valse accounts een democratisch proces wil ondermijnen.
In een wereld die zijn eigen hachje wil redden,
bidden we dat de Redder bekend mag worden.

Als priesters voor de stad doen we voorbede bij God.
Ken je plek. We zijn kerk van Jezus,
neem dan ook zijn rol op je, en wees middelaar tussen God en mensen,
“opdat we rustig en ongestoord kunnen leven,
in alle vroomheid en waardigheid.
Dat is goed en welgevallig in de ogen van God”


Dat plaatsvervangend bidden zien we ook in Nehemia.
We hebben uit dat lange gebed gelezen.
En het doet een beroep op Gods liefde en genade.
Dat hij alleen maar goed en geduldig en genadig is.
En de mensen daar nemen dan hun rol op zich.
We hebben gelezen in Nehemia, van het volk:
“en zij beleden schuld voor hun zonden
en voor de wandaden van hun voorouders.”

En dan gaat het me nu vooral even over dat laatste.
Ze trekken de schuld van hun voorgangers naar zichzelf toe,
en zeggen dan “wij hebben het gedaan.”
Ik denk dat ook wij bereid moeten zijn,
om na te denken wat de schuld van ons en onze ouders is.
Willen wij als kerken rustig en ongestoord samen kunnen leven,
moeten we ook onze plek in onze geschiedenis kennen.
Hoe waren wij, wat hebben we gezegd, waar komen we vandaan?

Dat vraagt dat we eerlijk naar elkaar zijn,
en lief en ook zeker leed met elkaar willen delen.
Het vraagt van ons dat we middelaar durven zijn, en zondebok.

Daarom wil ik nogmaals de uitnodiging doen om verhalen te delen:
verhalen waar u bent beschadigd, verhalen waar u zich voor schaamt.
Maar ook verhalen waar je verzoening ziet,
iets van de heelheid, die zo thuishoort
in het koninkrijk dat niet van deze wereld is,
maar toch in deze wereld een adres heeft, plaatsvindt.
Waar we samen kunnen terugvallen op God,
Nehemia zegt van hem: “U bent een God van vergeving, genadig en liefdevol
geduldig en zeer trouw: u verliet hen niet”
Neh 9:17
Paulus verwijst naar dezelfde eigenschappen van God:
als hij Jezus de redder noemt, die losgeld betaalde voor ons.

De tekst van vanmiddag doet een appèl op je naam.
Als je de naam van Jezus draagt, dan mogen we op hem lijken.
Hier bidden we voor alle mensen,
voor een wereld die Christus niet hoeft, en soms zelfs vervolgt.
Zoals ook wij ons vaak genoeg hebben verzet,
maar Jezus gaf ons toch waar we niet om vroegen.

Dan zullen we merken: iets van hoe een oude kerkvader de kerk omschrijft:
de kerk is geen rechtbank, maar een ziekenhuis voor onze zielen.
Dan zullen we merken: Hier zijn we priester, en verzorgen we elkaars wonden.
Hier lijken we op Jezus, die ook óns leven redde.
En daarom bidden we dat voor alle mensen.

Amen


online delen:

tag bidden kerk wereld gezag plaatsvervangend Nehemia

Meer preken uit 1 Timotheüs