Joh. 20:1-10 & Joh. 5:8 | link naar preektekst |
Sta op en wandel
pasen(b), HA | 2018-04-01 mo Heerde |
Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Een verhaal vol beweging, van komen en gaan.
Maria uit Magdala die in alle vroegte naar het graf liep,
maar geschrokken terugging,
omdat ze bang is dat het lijk van Jezus verplaatst is, kwijt.
Petrus en Johannes, die elk in hun eigen tempo bij het graf komen
kijken.
Johannes, hij is de andere leerling die vooruit rent.
Omdat hijzelf dit verslag schrijf, zichzelf niet bij naam noemt;
de leerling die Jezus liefhad, en hij hem.
Natuurlijk rent hij vooruit…
Hij werpt een korte blik in het graf, en ziet de doeken.
Maria was bang dat Jezus opnieuw begraven was
en niemand wist waar,
maar nu Johannes keek, lijkt dat niet het geval.
Zou hij hebben gedacht dat Jezus er nog in lag?
Petrus, doorgaans haantje de voorste, komt er even later bij,
en hij gaat naar voren, hij stapt het graf in,
terwijl Johannes alleen door de opening had gespiekt.
Johannes had al wel de doeken gezien.
Petrus die een stap verder gaat, ziet dan de hoofdbedekking.
Keurig opgevouwen.
Hij ziet dus ook dat onder die hoofddoek geen hoofd ligt.
Johannes kom kijken!
“Toen ging ook de andere leerling, die het eerst
bij het graf gekomen was, het graf in. Hij zag het en geloofde.”
Vanmorgen heeft Jezus zijn laatste rustplaats, netjes opgemaakt.
En verhaal vol beweging, van komen, tot geloof komen.
Hij zag het en geloofde. Nouja, wat geloofden ze precies?
Op de avond van het laatste avondmaal had Jezus gezegd: Mk 14:28
“Maar nadat ik uit de dood ben opgewekt, zal ik jullie voorgaan naar
Galilea.”
Johannes gelooft, maar heeft het nog niet helemaal begrepen.
“Hij zag het en geloofde. [Maar] ze hadden uit de Schrift nog niet
begrepen
dat hij uit de dood moest opstaan. De leerlingen gingen terug naar
huis.”
Niet naar Galilea, maar naar huis.
Maria, zag het goede nieuws, de steen die was weggerold,
maar trok de verkeerde conclusie.
Het open graf las ze verkeerd,
en ze denkt dat het lichaam van Jezus verdwenen is.
Een engel doet uit de doeken: hij is opgestaan; hij leeft.
Zij krijgt zelfs als eerste de Heer te zien.
Zij krijgt de opdracht om tegen de leerlingen te vertellen:
sta op en “ga naar mijn broers en zussen.”
Jezus is opgestaan. En hij gaat hen voor, naar Galilea.
Jezus is opgestaan. God zei tegen hem: Sta op en loop.
Dat lopen, en wandelen met God,
is de afgelopen stille week een rode draad geweest,
en ook vanmorgen gaat het over gaan, over opstaan en lopen.
Vanmorgen kijken we naar het paasverhaal,
door het verhaal van een genezing heen.
Ik hoop zo iets te laten zien van wat Jezus’ opstanding betekent.
We denken over Jezus’ sterven en opstaan,
in termen van schuld, van betalen, van recht.
En dat is een terecht beeld.
Maar vanmorgen wil ik het toch ook een andere kleur geven,
omdat ik denk dat ons beeld soms eenzijdig is.
De leerlingen hebben Jezus aan het werk gezien,
in de drie jaar dat ze met hem meeliepen.
En dan zagen ze Jezus preken.
Woorden van Leven.
En ze zagen hem genezen, rondgaan, en goeddoen.
En al die genezingen lieten zien dat God bewogen is,
dat hij geeft om ons leed, om ons lichaam.
Wat een troost is dat, als jij ziek bent.
Hij geeft om u. Kan met je meevoelen.
Dat roept ook verwachting op, van God.
Als God om mijn lijf en lijden geeft,
dan zal hij het toch ook ooit goed maken? Toch?
In het gebed in het klassieke avondmaalsformulier staat een mooie zin:
“Hij zal ons armzalig lichaam aan zijn verheerlijkt lichaam
gelijkmaken
en ons voor altijd bij zich nemen.” Filip 3:21
De maaltijd van de Heer is ook bedoelt om daar al iets,
zintuiglijk van te ervaren. Te proeven. Te voelen.
God wil het ons laten ervaren, omdat hij geeft om ons lichaam.
Met Pasen laat God hier en nu al zien,
op deze aarde, in onze geschiedenis,
dat dood en bederf niet het laatste woord heeft.
Jezus trekt zich het lot van zieken aan,
Hij trekt zich ook de lichamelijke gebrokenheid aan,
van die man die niet kan lopen.
Het was een bijzonder ziekenhuis waar hij lag.
Een soort warmwaterbron misschien, mineraalrijk water,
een kuuroord, waar je herboren uitkomt.
Als je in het water gaat als het beweegt, kom je er genezen uit…
Maar ja, deze man is alleen:
“er is niemand om mij erin te helpen; ik probeer wel,
maar altijd is een ander al vóór mij in het water.”
Aandoenlijk, ik probeer wel…
Vanmorgen wil ik dit verhaal lezen als een beeld van ons leven.
Een een verhaal van genezing lezen als een verhaal van bevrijding.
Ik ben verlamd, en zo vaak machteloos.
Wij hebben de ziekelijke neiging
om niet voor de liefde te kiezen, maar voor onszelf.
Hij is daardoor de gewonde geneesheer.
Ik ben krachteloos om uit mezelf goed te doen.
En kan niet op eigen benen staan.
Maar dat is precies wat Jezus ongebroken benen gedragen hebben.
Dat is precies waaruit hij is opgestaan.
En nog kiezen we vaak de verkeerde route,
we lopen niet zoals God het wil.
Maar Jezus nam die schuld over,
hij neemt onze ziekte en zwakten over.
Hij draagt dat alles. De gebrokenheid, de aftakeling.
Dat kleurt dan ook hoe je verhalen over genezingen kunt lezen.
Jezus geneest deze chronisch zieke man, die niet kon lopen.
Net zo mag het gaan met ons geestelijk leven.
We zijn chronische zondaars, erfelijk belast.
We proberen het soms wel. Maar toch lukt het niet.
En dan komt Jezus. Steekt zijn hand uit, en trekt je omhoog.
Als hij opstaat uit de dood, maakt hij ons beter van onze zonden.
En nu kan hij ook tegen jou en tegen mij zeggen:
Sta op, en loop nu de goede kant op. Volg mij, wandel met mij.
“Ga de weg van de kinderen van het licht.” Ef 5:8b
Profeten hadden dat ook al aangekondigd.
Luister eens naar deze overbekende woorden, over de lijdende knecht.
Uit Jesaja 53, en let dan op hoe het over ziekte gaat,
en hoe aan het eind het licht van Pasen opgaat.
Eerst gaat het over ziekte:
“Hij werd veracht, door mensen gemeden,
hij was een man die het lijden kende en met ziekte vertrouwd was,
een man die zijn gelaat voor ons verborg,
veracht, door ons verguisd en geminacht.
Maar hij was het die onze ziekten droeg, die ons lijden op zich nam.
Wij echter zagen hem als een verstoteling,
door God geslagen en vernederd.
Om onze zonden werd hij doorboord, om onze wandaden gebroken.
Voor ons welzijn werd hij getuchtigd, zijn striemen brachten ons
genezing.”
“… En door zijn toedoen slaagde wat de HEER wilde.
Na het lijden dat hij moest doorstaan,
zag hij het licht en werd met kennis verzadigd.”Jes 53:3–5,
11
Na zijn lijden, zag hij licht. Pasen als genezing.
Of wordt het nu te plat? Teveel op het hier en nu?
Alsof het gaat om gezond zijn,
alsof je vitaliteit alles is waar het God om gaat.
En dat is zeker niet alles, en God geeft geen garanties voor
gezondheid.
Toch is Jezus onze heiland, onze heelmeester,
Hij herstelt ons, geneest ons, maakt ons weer rein.
Jesaja gebruikt het beeld van ziekte,
en ook het beeld van zonde, door elkaar.
Om onze zonden werd hij doorboord.
Het doel is niet alleen: beter zijn.
Tegen deze verlamde man zal Jezus zeggen,
“U bent nu gezond; zondig daarom niet meer”
Het diepere doel is de eer van God,
met hem kunnen zijn, wandelen met God.
Het diepere doel is de verhouding te herstellen.
Want deze wereld is van God. Door hem gemaakt.
Past het dan bij hem als deze wereld gebroken is?
Nee. En het past net zo min bij de God van het leven,
dat hij in het graf zou blijven.
Daarom stond hij op. Hij leeft. En we ontdekken dat hij leeft.
En we zien hoe bewonderenswaardig mooi dat is. We eren hem daarom.
En tot zijn eer, neemt hij ons daarin mee.
We mogen mee opstaan.
Als we kijken naar Jezus lijden en sterven, als straf voor de zonden,
dan zitten we in het beeld van de rechtszaal.
En bij advocaten en rechters proef je niet snel de smaak van liefde.
Maar als we kijken naar Jezus’ dood en opstanding,
als een grote operatie, een reddingsoperatie,
dan is goed te begrijpen hoe dat een beeld van herstel is.
Zonde is als een ziekte. We hebben het onder de leden.
Het is besmettelijk.
Door bij ons te komen ging ook hij eraan onderdoor.
Maar de kerk is niet een rechtszaal, maar een ziekenhuis voor zielen.
Hier worden we ingeënt tegen het kwaad.
Immuun gemaakt voor verleiding.
Dit is een heel oud beeld in de kerk,
en we zijn het een beetje kwijt geraakt.
In de oude kerk werd het avondmaal wel gezien als een medicijn.
Iets na Paulus schrijft iemand anders een brief aan Efeze,
en hij roept op “met ongedeelde toewijding één brood te breken.
Dat is het geneesmiddel tot onsterfelijkheid,
tegengif tegen de dood.”Ign Ef 20:2
Dan hebben we niet langer de ziekte onder de leden,
maar hebben we Jezus in ons. Niet ik, maar Christus in mij.
Straks vieren we de maaltijd van de Heer,
meestal denken we dan aan het lijden en sterven.
Vandaag vieren we dat hij opgestaan is,
laat dat vanmorgen de betekenis van brood en wijn kleuren.
En we zullen straks zingen uit psalm 103.
“gedenk zijn goedheid, die u wil vergeven, die u geneest,
die uit het graf uw leven verlost en kroont met goedheid”
Daar valt alles op zijn plek.
Petrus en Johannes zien en geloven,
Ze zien alleen de windsels, als mitella’s die niet meer nodig zijn.
Maar de Heer zelf hebben ze nog niet gezien.
Er is na Pasen een tijd dat het er is, maar ook nog niet.
Zeker als het gaat om een beeld van genezing is dat kwetsbaar.
Want nu nog zijn we ziek.
En ook al is de Heer opgestaan, toch zullen wij nog sterven,
tenzij Jezus eerder terugkomt.
Maar precies daarom gaat hij ons voor.
Hij zal ons armzalig lichaam aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkmaken.
en ons voor altijd bij zich nemen.
Hij stond op en ging ons voor, om die plek klaar te maken.
En ook als we alles wat zijn opstanding betekent, nog niet zien,
dan nog geloven we.
Genezen van een blindheid die langs het wonder heenkijkt,
van de doofheid die maar niet horen wil,
en lamheid die bij de pakken neerzit en niet wil wandelen met God.
Maar de Heer is waarlijk opgestaan. Halleluja.
Sta op, en wandel met hem. Amen
online delen:
wandelen genezing typologie avondmaal reeds en nog niet
Meer preken uit Johannes