1Tes. 3:9-13 | link naar preektekst |
Vecht of vlucht?
HA, advent(c) | 2018-12-02 mo Heerde |
Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,
“…wanneer onze Heer Jezus komt met al zijn engelen.”
Hoe zou dat eruit zien? Dreigend machtsvertoon?
We hebben gelezen hoe Jezus het heeft over tekenen
aan de zon en de maan en de sterren. Over geweld van de zee;
allemaal signalen dat het, dat Hij, eraan zit te komen.
We lezen over bange mensen, over aardbevingen.
Jezus zegt: “Pas op… dat de dag je niet overvalt,
onvoorspelbaar als een val die dichtklapt. Wees waakzaam”
Als ik dat op me in laat werken, dan voel ik de spanning in mijn lijf.
Alles wordt alert; onrustig, opgejaagd zelfs.
Hormonen die je in de vecht of vlucht–stand zetten.
Maar tegen Jezus vechten wil ik niet,
en voor hem vluchten kan ik niet.
Maar daar wordt het alleen maar nóg spannender van.
Want het is dus onvermijdelijk dat we Jezus een keer tegenkomen.
Hij zei deze woorden op de Olijfberg.
Over die berg hebben we gelezen in Zacharia.
Jezus komt en zet zijn voeten op die berg.
En de berg zal in tweeën splijten.
Dat is wat Jezus doet, hij splijt tussen geloof en ongeloof.
Nog meer aardbevingen, nog meer vechten en vluchten.
Je hebt van die typische adventsprofetieën. Jes 52:7
Als ik bv. aan Jesaja denk, is dat vooral liefelijk:
“Hoe welkom is de vreugdebode die over de bergen komt aangesneld,
die vrede aankondigt en goed nieuws brengt,
die redding aankondigt en tegen Sion zegt: ‘Je God is koning!’”
In de Messiah wordt dat gezongen: hoe mooi de voeten zijn.
Maar Jezus plant zijn voeten op de Olijfberg, en de boel zal splijten.
Of in een andere profetie zegt Jesaja Jes 40:4
dat we ruim baan moeten maken voor God, omdat hij eraan komt.
“Laat elke vallei verhoogd worden en elke berg en heuvel verlaagd,
laat ruig land vlak worden en rotsige hellingen rustige dalen.”
Dan stel ik me ijverige wegenbouwers voor,
die een mooi geplaveide weg maken;
die God over een leien dakje de wereld in laten glijden.
Nou, in Zacharia is het de Heer zelf,
die zijn voeten met een royaal gebaar,
als een overwinningsvlag in de aarde plant.
Een laars die dreunend stampt: Bam. Dit is van mij! (vgl Jes 9:4)
Nouja. Dat stel ik me zo voor.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik het niet weet.
Deze laatste hoofdstukken van Zacharia zijn berucht.
Luther heeft over dit Bijbelboek 2 series colleges gegeven.
Het eerste boek met zijn les–aantekening, stopt halverwege hoofdstuk
13,
en in het tweede commentaar, als hij het nog een keer probeert,
zegt hij eerlijk, bij hoofdstuk 14: “Hier in dit hoofdstuk geef ik het
op.
Ik weet niet zeker waar de profeet het over heeft.”
We stellen ons wat voor. Want God wil het ons laten zien.
Maar we blijven het ons afvragen:
Hoe zal het zijn, als Jezus komt met zijn engelen?
Ik denk dat het goed is om te zeggen dat we niet precies weten
hoe de toekomst eruit ziet. Ik heb daar natuurlijk wel ideeën bij.
En dat mag ook. Maar zeker weet ik het niet.
Ook al zegt de Heer hoe zijn komst eruit zal zien,
ook al zegt Jezus dat we de vijgenboom moeten lezen,
de seizoenen moeten duiden, – voorspellen kunnen we niet.
Maar wat doet onzekerheid met je?
Ja, ik probeer wel op God te vertrouwen,
maar tegelijk klinkt het zo dreigend… Wordt je bang?
Deze angst kun je ook voelen als je nadenkt over jezelf.
Want hoe gaat dat straks met mij? Hoe ziet Jezus mij; kan ik ermee
door?
Je kan het voelen als je hoort wat Gods wil is, wat zijn wetten zijn.
Als je dat vergelijkt met je eigen leven,
en wel voelt dat het niet allemaal strookt.
Je kan een leven lang onzeker zijn, of Jezus jou wel liefheeft.
Of God je zijn genade wil geven.
Dan voel je de dreiging als Jezus komt. Dan worden bergen gesplitst,
wordt goed van kwaad gescheiden: schapen hier, bokken daar.
De bijl ligt aan de wortel van de boom.
En ik voel me dan net een houtblok,
waar het oordeel van God, snippers kwaad ervan af hakt.
Maar ik vraag me af: wat blijft er van mij over?
Is er een goede kern die overblijft?
Of ben ik zo door en door rot dat alles wordt fijn gehakt
en als kaf wegwaait in de wind; houtsnippers als voer voor een
brandhaard?
Misschien heb je een stemmetje in je geweten, dat zegt,
dat je niet goed genoeg bent voor God.
Ga je gebukt onder een gevoel van torenhoge schuld,
sta je klein en nietig tegenover God.
Hoe ga je daarmee om?
Als je bang bent kun je gaan vluchten of vechten.
Misschien ben je daar zo klaar mee, dat je daartegen vecht,
dat je je niet schuldig moet voelen. Je vecht het oordeel aan.
Je bestrijdt de woede van God met ideeën over liefde.
Misschien vecht je tegen je eigen gevoel: Zo moet ik me niet voelen
En je zegt tegen jezelf: Ik ben geliefd, ik ben het waard.
Of je vlucht ervoor. Als iemand een spiegel voorhoudt, kijk je ervoor
weg.
Vermijd je moeilijke teksten.
Je kan vluchten voor het oordeel, door de hel dood te zwijgen.
Ook kan je vluchten voor de onzekere toekomst,
door zo uit te pluizen hoe je denkt dat het gaan zal.
Door je veilig te wanen in hoe jij gelooft dat het lopen zal.
In plaats van echt te vertrouwen, en je over te geven.
Ik mag vanmorgen een 3e optie aanbieden. En dat is bevrijding.
We hoeven niet vechten of te vluchten.
Ja, het is onvermijdelijk dat we Jezus een keer tegenkomen,
maar bij hem zit je niet in de val.
We gaan er dwars door heen.
En hoe onzeker je ook bent over de toekomst,
ik wil je vragen om te vertrouwen.
Je hoeft het niet precies te weten, om toch door God bevrijdt te zijn.
Het is voor jou. Niet omdat jij een reden in jezelf hebt.
Het is voor jou, omdat God het geeft.
En dat kun je zien bij Paulus, wat we daar gelezen hebben.
Daarvoor moeten we eerst een klein stukje terug.
Paulus schrijft dat hij zo blij is met de gemeente.
Hij zegt: kunnen we God ooit genoeg voor jullie danken?
Is dat niet een heerlijke insteek?
O, wat is dat gaaf. Als we dankbaar, als we blij zijn met elkaar.
En dan doet Paulus iets heel grappigs.
Paulus vraagt zicht af: “Kunnen we God ooit genoeg voor u danken?
Kunnen we ooit genoeg danken voor de vreugde die hij ons met u
geschonken heeft?”
En door dat te vragen, zegt hij eigenlijk:
Nee, ik weet niet hoe ik moet danken.
God geeft zó overweldigend veel, hij doet het zó goed,
woorden schieten tekort om recht te doen aan al het moois dat God deed.
Maar als woorden te kort schieten, wat doe je dan; val je stil?
Paulus niet. En dit is wat ik zo grappig vind:
Ik weet niet hoe ik moet danken, dus ga ik maar bidden.
God ik ben zo blij en dankbaar, u geeft zo veel; wilt u nog meer geven?
Dat is vertrouwen. Zie je hoe hij alles verwacht? Paulus is zó
afhankelijk,
hij toont zijn dankbaarheid door meer van God te verlangen.
En dat is niet, omdat het niet snel goed genoeg is,
maar juist omdat God zo goed is. Omdat God genoeg is.
En in zijn oneindigheid, is altijd genoeg om meer te vragen.
Dat is hoe oneindig Gods liefde is, hoe eindeloos zijn goedheid voor
jou.
En dan gaat hij voor ze bidden:
Vers 11: Mag God het zo leiden dat onze paden weer kruizen,
we houden zo veel van jullie, we hopen jullie snel weer te zien.
En in vers 12 zegt Paulus dat met zoveel woorden.
Overvloedige liefde, laat de liefde voor elkaar groeien.
En dan komt hij in vers 13 erop uit
dat we zuiver en heilig voor Jezus zullen staan.
Dat is zijn gebed.
Al die mooie gebeden, maar ook de vingeraanwijzingen voor ons leven,
Gods regels en wetten; we denken zo makkelijk dat wij dat moeten doen.
Als Paulus het heeft over zuiver en heilig zijn, dan moet ik slikken.
Ik weet dat ik zo niet ben.
Je kunt dat erg voelen, hè?
De spanning, om alles wat niet zuiver is, en niet heilig.
Als Jezus er dan aan komt, die heftige, apocalyptische teksten,
Je voelt dat dat botst. Zal ik voor Jezus staan?
Een hoopje waardeloze houtsnippers, klaar voor de oven…
Paulus bidt dat wanneer onze Heer Jezus komt met al zijn engelen,
we daar zuiver en heilig mogen staan. Zie je dat al gebeuren?
Kijk goed naar vers 13: “Moge de Heer u door die liefde kracht
geven”
Zie je dat? We bidden dat God de kracht geeft, om heilig te zijn.
Ik weet dat ik zelf niet zuiver ben. Ik voel me machteloos en
waardeloos,
maar Paulus bidt ook niet dat ik het voor mekaar krijg,
Paulus bidt dat God het zal geven.
Als je je onzeker voelt, of niets waard voor God,
dan is dat soms een duivelse stem.
En het verraderlijke is: hij heeft nog gelijk ook.
Ik ben het echt niet waard.
Maar als ik de duivel op me laat inwerken,
en daarvan in de stress schiet, dan vergeet ik God.
dat is de bedoeling: de duivel wil je alleen naar jezelf laten kijken.
Als ik mijn best moet doen, om zuiver te worden, en heilig,
man, dan ben ik verloren.
God red me niet omdat ik zo’n tof ben, om de waarde die ik heb.
Hij houdt niet van me omdat ik zo m’n best doe, omdat ik een parel zou
zijn.
Nee, hij houdt van me, van jou, gewoon.
omdat we door hem zelf zijn gemaakt. Hij geeft om je, omdat Hij dat
wil.
Hij kan het niet helpen, hij heeft je lief. Zomaar.
Dat is zo bevrijdend. Ik hoef niets te bewijzen, niets te verdienen.
En dat is de kern van wat Paulus zegt:
Ik bid je toe dat God je liefde geeft. En met die liefde, die van Hem
is,
geeft hij ook de kracht om heilig en zuiver te zijn. Hij is de kracht.
Hij geeft het ons.
God wil je bevrijden van angst. Van schuld. Van het zelf moeten doen.
Hij zal het voor je doen. Kijk niet naar jezelf, maar naar God.
Dan zie je dat de Heer het je geeft.
En dan is het onvermijdelijke moment daar,
en staan we oog in oog met Jezus.
Maar dan houdt hij je deze spiegel voor; – kijk er niet voor weg! –
Je ziet er Jezus, je ziet er jezelf: Zuiver en Heilig. Amen
online delen:
oordeel wet heiliging hakken duivel als aanklager vertrouwen overgave wederkomst voeten
Meer preken uit 1 Tessalonicenzen