Mic. 7 | link naar preektekst |
Uitkijken?
advent(a) | 2019-12-22 mo Heerde |
OK, Boomer.
Het is wat, zeg maar, mijn generatie neerbuigend tegen ouderen zegt.
De Dikke van Dale maakte afgelopen week bekend dat
Boomer is gekozen tot woord van het jaar.
Het zijn niet perse de babyboomers,
maar meestal toch wel mensen van gevorderde leeftijd.
En dan vooral de achterhaalde ideeën, die iemand een boomer maken.
Tegen iemand met ouderwetse opvattingen, zeg je:
Ok Boomer. En het betekent: klets maar raak, ouwe…
We staan er dus gekleurd op.
Wij zijn niet zo gul met respect of erkennen van gezag.
Want gezag dat heb je niet vanzelf, dat moet je verdienen.
En zo moeizaam als je het verdient, zo makkelijk verlies je het weer.
Of neem nu de protesten van boeren en bouwers,
het geklaag en protesteer, misschien nog wel terecht of begrijpelijk
ook.
Toch proef ik vaak een onderstroom, die het gewoon lekker vind
om te schoppen tegen de hoge heren. Schelden op Den Haag. Een wereld van
verlies van respect, zag Micha al aankomen: vs6 Mic 7:6
“De zoon veracht zijn vader, de dochter verzet zich tegen haar
moeder,
de schoondochter tegen haar schoonmoeder, en huisgenoten blijken
vijanden”
Of neem de president van de VS.
Aangeklaagd door het huis van afgevaardigden,
omdat hij zijn macht zou hebben misbruikt,
om er persoonlijk beter van te worden.
En het is de vraag of die aanklacht eerlijk zal worden behandelt.
Is dat de wereld van vers 3? Mic 7:3
“Ze bekwamen zich in het kwaad: alleen voor geld
stellen leiders een onderzoek in, rechters spreken recht tegen
betaling,
hooggeplaatsten zeggen wat hun het beste uitkomt,
en zo houden zij het recht op afstand.”
Dit is wat je verwacht in 3e–wereld–landen, of het corrupte Oostblok.
Maar het laat me zien, dat macht en machtsmisbruik,
niet alleen iets is van daar, maar van de hele wereld.
Zo kan je wel snappen, hoe we steeds minder respect hebben.
Verklaren, hoe we minder opzien tegen gezag.
Waarom zouden we leiders vertrouwen, als vooral voor zichzelf zorgen?
Maar tegelijkertijd voel ik ook bij mezelf, dat het een vorm van opstand
is.
Omdat het gewoon lekker is om brutaal te zijn,
om schijt te hebben aan leiders.
Dit geldt toch voor ook voor ons?
Wil jij luisteren naar iemand, of je ergens bij neerleggen,
gewoon omdat hij of zij het zegt?
Vinden we niet makkelijk. Mijn eigen gelijk is belangrijker.
En de mening van een ander schuiven we liever opzij: Ok Boomer…
Maar als je meemaken kan, dat Micha zo onze gebroken wereld beschrijft,
dan kun je ook meevoelen waarom Micha zo begint: Mic 7:1
“Ongelukkige die ik ben, het is als bij de late oogst, als bij de
laatste pluk:
geen volle druiventros meer om te eten, geen vroege vijg meer, waarnaar
ik smacht.
Zij die trouw waren zijn verdwenen uit het land, niemand is nog
rechtschapen.”
Afgelopen zomer hadden we een frambozenstruik in de tuin,
en in de herfst gaf die nog een keertje vrucht. Dat was lekker.
Onverwacht ook voor mij, want zulke groene vingers heb ik niet.
Maar als je boer bent, of wijnbouwer,
en je verwacht dat er wél iets te oogsten valt, en dan vindt je
niets…?
En dan moet je bedenken dat voor God dit beeld heel persoonlijk is.
Israël is de wijnstok, zijn wijnstok. Hij is de wijnbouwer.
God verzorgt Israël, had ze uit Egypte gehaald,
verpoot, verzorgt, bemest, en nu?
Alleen nog maar de restjes, de aangevreten kliekjes,
niet de verse oogst, maar dat wat is doorgeschoten.
Het beste is al weg. Ongelukkige die ik ben…
Als je Micha doorleest zie je hoe dit beeld, niet een vorm van pech is,
– ach wat jammer dat oogst is mislukt –
maar dat het beeld dieper gaat.
Want Micha heeft het niet over de eerste oogst,
maar de late oogst. Die eerste oogst is al geweest.
“Zij die trouw waren zijn verdwenen uit het land…”
Wat is er al verloren gegaan!
Wat had ik graag goede vruchten willen plukken!
Maar van wat er overblijft: “… niemand is nog rechtschapen.”
Dit is het verdriet, niet maar van een hongerige tuinder,
of van de profeet, die je de mond zou kunnen snoeren met: Ok, Boomer
–
nee, dit is het hart van God, vol verdriet.
En het is belangrijk om naar die stem te luisteren.
Het is een stem, waar we niet perse graag bij stil staan.
Het is niet leuk om de les gelezen te worden.
We hebben nu vier weken uit het boekje van Micha gelezen,
en ik zal eerlijk zeggen dat ik dat niet echt makkelijk vond.
Er zitten echt mooie moment in,
dat je de liefde van God proeft,
een glimp en een lichtstraal van hoop.
Maar het meest proef je de dreiging,
de aankondiging van de straf, van ballingschap.
Je hoort een God die zegt: Jullie weten toch wat ik wil?
Misschien hoor je een geheven vingertje.
Hoor je ernstige dreiging. Oppassen, want anders…
En heb je het gevoel, dat je moet uitkijken voor God.
Dat horen we niet graag.
We kijken liever uit naar het einde, waarop het goed komt.
Neem die prachtige laatste verzen: Mic 7:18
“Wie is een God als u, die schuld vergeeft en aan zonde
voorbijgaat?”
Dat is toch veel mooier?
“U blijft niet woedend op wie er van uw volk nog over zijn;
liever toont u hun uw trouw.”
Heerlijk, toch?
Terecht ook dat we daar naar uitkijken,
’t is het hele doel van advent, dat dát is wat we verlangen.
Maar als ik het dan zo mooi vind om te zeggen: “U blijft niet
woedend”,
erken ik dan echt, dat Gods woede wel nodig was?
Niet alleen over het onrecht van anderen, maar ook dat van mij?
Als we het zo’n verademing vinden dat Micha zegt:
“Opnieuw zal u zich over ons ontfermen en al onze zonden
tenietdoen”,
weten we dan dat ook wij ontferming nodig hebben?
Weet jij welke van jouw zonden God in de diepe zee gooit?
Het trof me deze week.
Om het einde te ervaren, om God beter te leren kennen,
moet je ook het door het begin heen,
moet je ook jezelf en de wereld onder ogen komen.
We leren God kennen, als we ook onszelf leren kennen.
Ja, ben ik zo? Heeft Micha het hier over jou en mij?
Ben ik een rechter die alleen recht spreekt tegen betaling?
Ben jij op bloed belust? Heeft u zich bekwaamt in het kwaad?
We hebben toch de Geest? Hij maakt ons toch nieuw?
We mogen toch goede dingen doen, en we houden toch van God?
En Hij is toch blij met zijn kinderen,
gewoon omdat hij van ons houdt?
En Ja, als kerk van Jezus, zijn we echt een stap verder dan Micha.
We hebben ervaren hoe hij liever vergeeft,
hoe hij zijn trouw en goedheid heeft bewezen.
We zijn vernieuwd, geheiligd en gezegend.
Maar als we kijken in ons leven,
ben jij blij met hoeveel vruchten van de Geest je ziet?
Ben jij de ouder, de collega, de partner,
die je gelooft dat je zou moeten zijn?
Ik ben God erg dankbaar dat zijn liefde voor mij niet op het spel
staat,
maar ik geloof dat God meer liefde van mijn kant verdient,
meer gehoorzaamheid.
En ik herken wel iets van die opstandigheid,
de trots, dat ik het liever zelf wil bepalen,
ik neem niet iets zomaar aan, wil niet luisteren,
en daarbij mezelf, met m’n eigen gelijk, aan de kant zetten.
Of om me weg te cijferen, op te offeren,
en dienen zoals alleen God dat kan.
Micha roept verwonderd “Wie is als U?”; ik zo vaak niet.
En dan herken ik me wel in Micha die zegt: “Ongelukkige die ik
ben”,
want soms ben ik een wrange vrucht aan de wijnstok,
als geloof en hoop en liefde niet overdadig aanwezig zijn,
geen volle trossen van geestelijke vruchten.
En dan zing je zachtjes mee met psalm 14,
omdat het ook over mij gaat: Ps. 014 (pvn)
“De HEER ziet uit de hemel neer / op alle mensen
en Hij zoekt / naar iemand die het goede doet /
Naar één die Hem niet is vergeten. / (…) niemand doet het goede.
Niemand”
Het is geen leuke tekst,
maar we leren God beter kennen, door onszelf te leren kennen.
Het zit dus ook ergens in mij:
Het niet–geloven en vertrouwen van je naasten,
het verachten en verzetten tegen je ouders,
dat zelfs huisgenoten vijanden kunnen worden.
“Ieder belaagt zijn naaste.”
Maar als we dan onszelf hebben leren kennen,
leren we ook God beter kennen.
Want wie is nu als God?
Welke God is nu zoals hij?
Die schuld vergeeft en aan zonde voorbijgaat.
Hij blijft niet woedend, liever toont hij zijn trouw.
Natuurlijk, dat is hoe hij is!
En dan krijgt God nog meer kleur, nog meer diepte.
Maar dan groeit ook je verlangen naar meer van God.
De gebrokenheid van de wereld; van jou en mij,
is geen reden om bang te worden, (Oh, nu moet ik uitkijken…)
of om God minder te zoeken, maar juist meer.
Hier groeit het verlangen van.
Kijk maar in vers 7.
“Maar ik, ik blijf uitzien naar de HEER,
ik blijf hopen op de God die mij redding zal brengen.
Hij zal mij horen, mijn God.”
Micha is niet overstuur van zijn eigen vruchteloosheid.
“U blijft niet woedend op wie er van uw volk nog over zijn;
liever toont u hun uw trouw.”
Wie er nog van dat volk over zijn,
dat waren die overrijpe vruchten, die niet eetbaar waren,
waar de tuinder zo in teleurgesteld was.
Dat is het restje, het kliekje:
beschimmelde verschrompelde vruchtjes.
Maar juist daaraan geeft God zijn liefde.
Zijn trouw is juist voor jou,
als je bang bent dat er te weinig vruchten van de Geest aan je groeien.
Opnieuw zal hij zich over ons ontfermen.
Advent is een tijd van hopen, van wachten op licht, als het donker is.
Daarvoor zullen we moeten erkennen wat er donker is, in m’n eigen
leven.
Maar dan kan het licht komen, waar we zo naar hebben verlangd.
En als je je leven, met wat er goed en minder aan is,
in het licht van God brengt, ervaar je ook de liefde van God:
hoe graag hij vergeeft, hoe diep hij reinigt,
en hoe ver weg hij mijn fouten doet.
Dan weet je dat niet langer voor hem hoeft uit te kijken,
maar kijken we steeds meer, met heel ons hart naar hem uit.
Totdat hij komt. Amen
online delen:
gezag hoop reeds en nog niet zonde en vergeving landbouw vrucht van de Geest
Meer preken uit Micha