Luc. 11:5-13 (BGT) | link naar preektekst |
Klop jij?
2020-03-08 mo Heerde 2021-02-07 leespreek Berkel en Rodenrijs |
Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Jezus begint met een grappig verhaal.
Die schreeuwende man, midden in de nacht.
“He! Kan ik drie broden van je lenen?”
Vandaag zouden we iemand even appen,
als er echt hoge nood is: bellen, om hem eventueel wakker te maken
want als je slaapt lees je je appjes natuurlijk niet.
Maar dat kon Jezus natuurlijk nog niet in zijn gelijkenis verwerken.
Dus: midden in de nacht, en roepen.
Wat zal de buurt wel niet denken?!
Ik zou vet chagrijnig wakker worden,
met m’n slaperige kop, zou ik inderdaad mopperen:
dat ik niet wil dat de kinderen wakker worden,
en ik zou ook zeker laten weten dat ik lekker lag te slapen.
“Laat me met rust! De deur is allang op slot,
de kinderen en ik liggen al in bed.
Ik kan nu niet opstaan om je iets te geven.”
Ik zou alleen proberen niet te hard te roepen,
want dan maak ook ik anderen wakker,
en weet je hoe irritant dat is? Ik nu wel…
Voor Jezus’ luisteraars is het een gek verhaal:
Want roepen op straat? en dan ook nog in de nacht? dat doe je niet.
En die gast, de onverwachte reisvriend,
we weten niet eens of dat echt is, of een smoesje.
Deze roepende man lijkt ook een beetje slecht voorbereid.
Hij kan niet gastvrij zijn. Heeft niet eens een brood in de vriezer.
Je kan denken dat dat slecht is van die man.
We zouden hem van alles kunnen verwijten.
Maar daar horen we Jezus niet over. Hij zegt:
“Je vriend zal opstaan en je alles geven wat je nodig hebt.
Niet alleen omdat hij je vriend is.
Maar vooral omdat jij zo onbeleefd was om het te vragen.”
Als je klopt, ook al bons je iedereen in de nacht wakker,
maar als je klopt, dan wordt er open gedaan.
Als je dan zo brutaal bent, de schaamte voorbij,
OK dan maar… Hier heb je je brood.
Maar wacht even! Is dat echt wat Jezus hier wil leren?
Zorg maar dat je een grote mond hebt,
als je maar hard genoeg schreeuwt krijg je wat je wil?
Zo is de wereld wel verdeeld, hè? Wij in het rijke westen,
met onze grote monden, onze macht en kracht.
We hebben hard gewerkt,
maar we hebben ook anderen voor ons laten werken.
Rijk geworden, soms ook over de rug van anderen heen.
Of gewoon een beetje mazzel gehad.
En wij als alle rijke landen bij elkaar,
het lukt ons niet om armoede en honger echt op te lossen.
Want wil ik echt zoveel inleveren, dat ik het voel?
Wil ik minder vlees eten, zodat het eten beter verdeeld kan worden?
Of een eerlijke prijs betalen voor wat ik eet?
Dat de boeren niet worden afgezet,
terwijl een paar rijke bazen, het meeste geld krijgen…
Wil ik een eerlijke prijs betalen voor leuke kleren,
of laat ik het in goedkope landen maken,
en laat ik hun met de vervuiling zitten?
Willen we asielzoekers binnenlaten, als ze op de deur kloppen?
Laten we ze binnen, ook als ik daar wat voor moet inleveren?
Jezus gebruikt voorbeelden van heel dichtbij: een vriend die langskomt,
of wat we later lazen: dat kind dat om eten vraagt.
Geen normale ouder zou natuurlijk een giftige slang geven.
Of een schorpioen, die kan steken.
Als je vraagt om een kippekluifje, geef je toch geen stekelige cactus?
Je eigen vrienden en je eigen kinderen, ja, die help je natuurlijk.
En dat vind Jezus ook echt goed.
Toch zegt hij tussendoor ook dat we slechte mensen zijn:
“Jullie zorgen goed voor je kinderen, ook al zijn jullie slechte
mensen.”
Ik denk dat het belangrijk is om te zeggen dat mensen slechte dingen
doen.
Dat is precies waarom er armoede is en honger.
We zijn niet zo goed om eerlijk, of eerlijker te delen.
En we hebben echt goeie vaders, en lieve moeders.
Die je eten geeft als je erom vraagt. En God vind dat ook fijn en goed.
En hij zegt ook: je papa en mama lijken op mij.
Maar ook zij maken wel eens fouten, zoals alle mensen.
Maar als ouders voor hun kinderen zorgen, dwars door hun fouten heen,
dan zal God de Vader toch zeker ook voor zijn kinderen zorgen?
Jezus vergelijkt wat mensen aan elkaar geven,
met hoe God ons alles wil geven.
Hij is de vader, en wij zijn het kind.
En in dat eerste verhaal vergelijkt Jezus ons dus
met die man die beneden loopt te schreeuwen, dat zijn wij.
En dan is hij de man in het huis,
de goede vriend, die je vandaag het brood geeft dat je nodig hebt.
“Want iedereen die om iets vraagt, zal het krijgen.
En iedereen die iets zoekt, zal het vinden.
En voor iedereen die klopt, wordt de deur opengedaan.”
Ja, maar klopt dat echt?
Als we vragen aan God, om mensen beter te maken,
krijg ik dan altijd wat ik vraag?
Als we bidden om vrede in Syrië, gaat God dat dan ook doen?
Denk je dat onze gelovige broers en zussen, in Afrika,
niet bidden om eten?
“Geef ons heden ons dagelijks brood?”
We hebben Baba Yetu gehoord, het gebed dat Jezus leert.
En dat is net voor het verhaal wat we vanmorgen lezen.
Jezus leert bidden: geef ons het eten wat we nodig hebben,
en als een kind vraagt om een brood,
Jezus zegt: als je vraagt dan zul je krijgen.
Maar geeft onze vader dat dan?
Als dat klopt, waarom is er dan honger?
Aan het eind zegt Jezus:
“Jullie zorgen goed voor je kinderen, ook al zijn jullie slechte
mensen.
Dan zal jullie hemelse Vader zeker goed voor jullie zorgen.
Hij geeft de heilige Geest aan mensen die daarom vragen.”
Dat is zijn antwoord, dat is de uitkomst.
Hij geeft de Heilige Geest.
… Dat is wel een beetje gek.
Want wat heb je daaraan als je honger hebt…
God geeft dan geen giftige slang of schorpioen,
maar het lijkt nu alsof hij een luchtballon geeft,
terwijl ik gewoon brood nodig hebt. Geeft God gebakken lucht?
De kinderen met wie ik afgelopen woensdag de club voorbereidde
wisten het zeker: God luistert echt.
En hij geeft wat we nodig hebben.
Iemand zei ook dat we het soms niet meteen krijgen.
En dat God ook wel echt weet wat goed voor ons is.
Ik vond dat zo mooi om te zien.
Ik noem dit, omdat dit dus het werk van de Heilige Geest is.
Wijsheid en gevoeligheid, die deze kinderen hebben. Geloof.
En reken maar dat je dat nodig hebt,
als je een keer bid, en je krijgt nog niet wat je zo verlangt.
Als je klopt, en je merkt er niets van dat God voor je openstaat.
Dan heb je het geloof nodig, dat God toch echt wel luistert.
De Heilige Geest is niet een zoethoudertje.
Want als ik bid, en God zegt aan het eind dat we de Heilige Geest
krijgen,
is dat niet omdat God dat belangrijker vind,
en het niet erg vind als mensen honger leiden.
Nee, dat is zodat wij de Geest krijgen en zo de wijsheid krijgen,
en leren aanvoelen, wat ik kan doen.
Wat heb je dan aan de heilige Geest die God je geeft?
Nou, de heilige Geest geeft je medelijden met anderen,
zodat je daar iets voor wil doen, of voor bidden.
De Geest zorgt er voor dat je met echte liefde helpt.
Bewogenheid, medelijden.
Hij geeft boosheid, als je merkt hoe dingen oneerlijk zijn verdeeld,
en hij maakt je hart wat zachter,
zodat we beter worden om eerlijker te delen.
De Heilige Geest geeft je ook wijsheid.
Want iets als armoede en honger,
Jezus zegt ergens dat er altijd arme mensen op de wereld zullen zijn.
We gaan het dus niet oplossen. Mar 14:7
Maar als jij de Geest hebt, dan leer je zien wat jij kan doen voor een
ander.
Kijk, als er een grote sprinkhanenplaag komt,
en al het eten in Kenia, Somalië en Ethiopië opeet, zodat daar honger
komt,
dat kan ik met m’n drie broden in de vriezer niet oplossen.
Maar de Geest kan je wel leren, wat je dan wel kan doen.
Het is het onderling pastoraat, of onderling diaconaat in dit verhaal.
Dat betekent dat je voor elkaar zorgt.
Die ene vriend klopt aan. Ik heb je hulp nodig.
Als er dan iemand bij jou aanklopt, wees jij dan voor hem of haar een
vriend.
Even tussendoor, dan moet je dus wel aankloppen,
bij iemand aan de bel trekken en zeggen dat je drie broden vergeten
bent.
Dat is de vraag voor vanmorgen: Klop jij?
En dan bedoel ik niet dat Jezus zegt dat we slechte mensen zijn.
Dus niet: Klop jij wel, ben je wel helemaal goed?
Maar wel: klop je bij iemand aan, omdat je weet dat je soms iets mist,
dat je arm van Geest bent, te weinig heiligheid hebt. (vgl. Mt.5:3/Luc.6:20)
Klop jij dan aan? De vriend lacht je niet uit.
Hij is niet chagrijnig of vindt dat je je moet schamen.
Dit is hoe God dan is: hij geeft gewoon.
Wijsheid, gevoeligheid, medelijden, liefde.
Dit zijn allemaal dingen, die we niet altijd vanzelf hebben.
Jezus zegt: ook al zijn jullie slechte mensen.
Soms ik heb ik daar te weinig van, ben ik arm van Geest.
Heb jij dat ook? Laten we dan bij God aankloppen.
Hij geeft mij wat ik nodig heb, zodat ik daar van kan doorgeven.
Dat is eigenlijk wat de Heilige Geest je leert:
om de dingen door te geven, die God aan ons gegeven heeft.
Als ik 3 broden doorgeef, doe ik dat dat,
omdat ik mijn brood ook van God gekregen heb.
En dan moet ik even denken aan het gebed zoals Jezus dat leerde:
Omdat de mensen slecht zijn leert Jezus bidden: vergeef ons onze
zonden.
En Jezus leert bidden dat ook wij elkaar fouten moeten vergeven.
We vragen dus iets aan God, (vergeving)
en kunnen daarvan het ook doorgeven.
Maar misschien geldt dat dan ook wel voor eten en rijkdom.
En dan leer de Heilige Geest om niet alleen te bidden:
Geef ons vandaag het brood dat we nodig hebben.
Maar ook: zoals ook wij ons brood delen met elkaar.
Als Vader in de hemel je de Heilige Geest geeft,
dan leer je om daar gevoelig voor te worden.
Dit lost de honger niet op. Dat is er nu nog.
Maar het helpt me wel, om eerlijk bij God te komen.
en te zeggen: ik klop soms niet.
Dus ik klop aan bij jou, goede vriend.
Jezus wil je leren dat je bij God op de deur mag bonzen.
Misschien denken de mensen wel:
dat doe je toch niet? je maakt iedereen wakker.
Durf je je zo schaamteloos te gedragen?
Maar Jezus hoor je er niet over.
Hij is een echte Vriend, en die vindt dat niet erg.
Vraag maar wat je wil:
Hier: wat je nodig hebt.
Voor de arme van Geest, de heilige Geest.
Geen slang maar een ichtus–vis, en brood en wijn.
Amen
online delen:
Heilige Geest schaamte eerlijk bidden onderling pastoraat diakenen rijk en arm
Meer preken uit Lucas