Mar. 16:1-8 | link naar preektekst |
Pasen met een open einde
pasen | 2020-04-12 mo Heerde |
Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Een boek met een open einde – of je houdt ervan, of je haat het.
Je kunt het mooi vinden, omdat je lekker kunt door–fantaseren:
Hoe zou het verder gaan? Wat zal hem overkomen?
Door het verhaal niet af te ronden leven de personen als het ware door.
Ik ken een verhaal van iemand die zijn lievelingsboek niet wilde
uitlezen.
Hij was er in begonnen, en ook meerdere keren opnieuw.
Maar op een bepaald moment stopte hij telkens, durfde niet verder
omdat hij niet wilde dat het verhaal ooit uit was.
Het was zo mooi. Hij wilde er in blijven.
En een verhaal met een open einde is een manier om dat zelfde te hebben.
Maar je kunt een open einde ook vreselijk irritant vinden.
Onbevredigend. Onaf. Er mist wat.
Opeens ben je uit het verhaal; en wat was de clou nou?
Heeft dit paasverhaal, heeft de bijbel, dat ook? Een open einde?
Misschien kennen de kinderen dat spelletje wel,
dat je in een grote groep bent, dat er iemand begint,
met een woord of met een zin. En dat fluister je dan door.
De hele groep wordt dat doorgegeven,
maar als je onderweg wat verkeerd verstaat,
of als er een grapjas tussenzit die voor de lol wat verandert,
tja, dan komt die beginboodschap niet goed over.
De bijbel is overgeschreven. Keer op en keer. En vergeleken met andere
boeken, kunnen we zien dat dat ook heel zorgvuldig is gebeurt.
Ik geloof niet dat er tijdens het doorgeven, woorden zijn weggevallen.
Daar heeft God voor gezorgd dat het goed overkwam.
Maar als je in de bijbel kijkt, is hier bij Marcus wel wat geks aan de
hand.
Dan zie je dat alles wat hierna komt, tussen haken staat.
Of met die 3 sterretjes. En je ziet een voetnoot,
hoe de rest in sommige handschriften ontbreekt.
Net alsof de laatste bladzijde van het manuscript is weggevallen,
en het opeens een open einde is geworden.
En voor de enkeling die het zo kreeg overgeleverd,
dan eindigt het verslag van Marcus bij vers 8:
“Ze gingen naar buiten en vluchtten bij het graf vandaan,
want ze waren bevangen door angst en schrik.
Ze waren zo erg geschrokken dat ze tegen niemand iets zeiden.”
Kun je het goede nieuws, het verhaal van Jezus, zo eindigen?
Dat wil ik vanmorgen niet onbenoemd laten: die angst, dat open einde.
Want misschien vind je het wel raar om Pasen te vieren,
in een tijd van corona.
Mensen zijn bang, want we komen iets onzichtbaars tegen,
iets wat niet te bevatten is, wat groter is, wat gaat over leven en
dood.
We zijn verdrietig om mensen die gestorven zijn,
ruw gescheiden zijn van hun lief, die zich opgesloten voelen en alleen.
Als je zou kunnen, zou je dan ook niet willen wegrennen?
willen vluchten uit de opgesloten huizen, de steriele winkels,
en gesloten scholen? Zou je niet terug willen naar hoe het was?
En ik denk, die vrouwen die naar Jezus’ graf wilde gaan,
leerlingen van hem, voelden misschien wel soortgelijke angst.
Dan komen ze opeens die wit geklede boodschapper van God tegen.
Hij geeft een kleine persconferentie.
“Wees niet bang. U zoekt Jezus, de man uit Nazaret die gekruisigd is.
Hij is opgewekt uit de dood, hij is niet hier;
kijk, dat is de plaats waar hij was neergelegd.
Ga terug en zeg tegen zijn leerlingen en tegen Petrus:
‘Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zullen jullie hem zien,
zoals hij jullie heeft gezegd.’ ”
Wat die arme lieve vrouwen doen is precies het omgekeerde,
van alles wat de engel zegt.
Die engel zei: wees niet bang, maar ze zijn wél bang.
Ze rennen niet naar Petrus, maar vluchten bij het graf vandaan,
en ze geven al helemaal geen boodschap door.
Ze waren zo erg geschrokken dat ze tegen niemand iets zeiden.
Maar zó kun je het evangelie, het goede nieuws van Jezus
natuurlijk niet eindigen. Dit is een open einde van niks.
We willen Jezus zien! We willen weten hoe het afloopt.
Die engel zegt dat nu wel, maar we willen Jezus ontmoeten.
Hem zien, en alles van hem weten: hoe hij is opgestaan,
hoe prachtig het is dat hij dood overwonnen heeft.
Hoe goed het is dat Vader zijn lieve zoon weer levend maakte,
en daarmee laat zien: de schuld, waar hij voor stierf,
die is weg, en dan is er ook geen reden meer om dood te blijven.
Dat willen we zien, hè? Dat willen we vanmorgen horen.
Maar dat botst bij wat we voelen, bij wat we meemaken in de wereld.
Is de dood overwonnen? Zijn de graven open?
We horen alleen maar de verhalen, zoals die engel dat kwam vertellen,
maar we zien Jezus zelf niet.
En misschien ben je bang, ren je het liefst weg.
Die engel die zegt het dus wel. Maar ik ervaar dat niet altijd.
Maar dat is wat dit verhaal zo mooi maakt.
Die vrouwen waren op weg naar een graf, naar een dode.
Ze wilden hun liefde bewijzen, ze wilden hem verzorgen en eren.
Dat is wel iets moeilijks om te doen. Het is confronterend.
Toch willen ze dat wel. Maar gaandeweg bedachten ze opeens:
“Wie zal voor ons de steen voor de ingang van het graf
wegrollen?”
Het is een vraag die haast onder woorden brengt,
hoe zwaar het is, om je pijn onder ogen te komen, echt bloot te leggen.
Maar dat is nou precies wat God voor me doet.
Hij legt de pijnpunten open, tilt de last weg,
rolt aan de kant wat je blokkeert.
En dan stap je binnen, en ontdek je, opeens, en eigenlijk ook tot je
schrik,
dat de oorzaak van je pijn en verdriet, weggenomen is.
In het geval van deze vrouwen: dat hun goede vriend en leermeester
veel te jong en op een oneerlijke manier gestorven was.
Maar dan stappen ze binnen, en dan ligt niet een lijk,
de belichaming van hun verdriet, de bron van hun tranen.
Daar ligt niet de angel van wat zo stak, maar een engel.
Hij legt de vinger, op de niet–meer–zere plek,
maar hij legt er wel aandacht op, en confronteert ze daarmee:
“kijk, dat is de plaats waar hij was neergelegd.”
Kijken wij ook zo naar onze pijn?
Naar je misstappen, zonde en schuld naar God toe?
Als ik tekortschoot in liefde voor God,
liever op iets anders vertrouwde dan op hem.
Kijk er maar naar, daar was het neergelegd, maar zie je het nog?
Kijk naar je fouten, die anderen hebben beschadigd,
als je haatte, en doodde met een blik,
met een hart dat zich beter voelde dan een ander,
Kijk er maar naar, daar lag het, is het er nog?
En dan jezelf, als je voor de spiegel stond en ontevreden was
met dat unieke schepsel, dat door God gemaakte mens,
waarvan jij dacht dat het niet goed of niet mooi genoeg was.
Die zelfveroordeling, minderwaardigheid, je te min voelen…
Mag Jezus dit alles op zich nemen?
Mag hij alles waar God en jij niet blij mee zijn,
op zich nemen en weg doen?
En luister dan naar de de woorden van engel?
Kijk maar in dat lege graf, ligt het er nog?
En dan is het Pasen: Het is weg. Het is weg.
Dat is wat Pasen betekent.
Verdwenen, alles wat ik als ballast met me meedroeg
maar aan Jezus heb overgedragen.
Meestal is je eerste reactie dan blijdschap.
Opluchting, er valt een gewicht van je schouders.
Als de corona over is, denk ik dat we allemaal extra genieten,
van de de nabijheid, knuffels en bezoekjes, de restaurants, festivals.
Die vrouwen reageren anders.
Ze zijn niet meteen blij, ze worden zelfs bang.
Het is alsof het verschil te groot is, de schok te intens.
Ze kunnen niet doen alsof er niets gebeurt is.
Soms is je pijn een stuk van je identiteit.
En dat is een beetje een zware zin.
Maar ik bedoel, dan ben je zo verweven geraakt met wat niet goed is,
met wat je overkomen is, of met wat je ooit gedaan hebt.
Het heeft je getekend, had zoveel impact en heeft je zo gevormd;
wie ben je, als dat opeens weg wordt genomen?
Wat blijft er van je over?
Zo diep ging het verdriet van die vrouwen dus.
En wij zitten met ook nu nog met onze corona–angst.
Het tekent ons leven:
voor zoveel mensen op zoveel manier zo ingrijpend.
En ik denk dat de doorwerking, ook als het beter zou zijn,
maar de doorwerking nog heel lang zullen voelen.
De mensen in de zorg die weken, maanden op hun tenen hebben gelopen,
Al die rouwende families,
die op een vreemde en onaffe manier afscheid moesten nemen,
zonder aan te raken, zonder elkaar te kunnen omhelzen…
Dan voelt het een beetje raar om te praten over Jezus die de dood
overwon.
Alsof de wereld van afgesloten afdelingen, van volle IC’s,
en de klokken van Memento Mori die alweer luiden,
alsof die wereld niet bestaat.
Maar die engel vanmorgen, die zegt ook daar dwars doorheen
dat ook dat niet blijvend is.
Als Jezus ziekte gedragen heeft, dan ook dit. En hij is eruit
opgestaan.
We zien het nu nog niet. We zien Jezus zelf nog niet.
We hebben alleen te doen met een engel, die zegt:
“kijk, dat is de plaats waar hij was neergelegd.”
Vanmorgen lezen we niet verder dan vers 8.
Als je dat wel verder zou lezen, zie je hoe liefdevol Jezus zelf
verschijnt,
hoe almachtig en stralend en heerlijk overwinnend hij is,
hoe ziekte en dood verdwijnen.
En dat is absoluut waar, en terecht dat dat in de bijbel staat.
Maar vanmorgen laten we het einde open. Niet uit ongeloof,
maar om het open graf en het open verhaal zelf verder te vertellen.
Om te testen of we het verhaal van de engel geloven,
zonder dat we Jezus zien.
Om te kijken of we echt onze pijn onder ogen durven komen,
de binnenkamer van ons hart,
waar jij misschien nog een lijk in de kast hebt,
maar dan ook, om te kijken, of je gelooft dat met Pasen,
dat door Jezus heen, weg is.
“kijk, dat is de plaats waar hij was neergelegd.”
Juist als het spannend is, is het eerlijk om het verhaal open te laten.
Dat bewaart je voor te makkelijke antwoorden,
goedkope praatjes, die het open einde dichttimmeren.
Maar geeft juist de ruimte. Ook aan de angst die er nog is,
aan het liever wegrennen en vluchten, aan het niet vertellen.
Maar ook aan geloof en hoop.
Want de woorden van de engel blijven staan,
als een uitnodiging om nog een keer in het graf te kijken.
Ook al ben ik bang, ook dat is weg.
Het graf is leeg, zo leeg als de kerken nu zijn, nog leger zelfs,
maar het verhaal is open. Opengebroken.
En dat open graf, of je houdt ervan, of je haat het.
Wie naar de engel luistert, hoort dat je niet bang hoeft te zijn,
ook als het nu botst met wat je voelt,
en je hoort ook dat Jezus echt is opgestaan.
En je hoort die opdracht:
die vrouwen moeten het de andere leerlingen vertellen.
Zo is dit verhaal al eeuwenlang open. En het is nog niet klaar.
Leerlingen die getuigen aan anderen, dat hij is opgestaan,
en ook die geven het weer door.
Een verhaal dat wordt doorgegeven, als een ononderbroken keten.
En zo zit jij nu daar, en sta ik hier.
En samen getuigen we en zijn we onderdeel van dat verhaal.
En wij hoeven niet door te fantaseren hoe het verdergaat,
want wij leven zelf in dat verhaal.
Met open armen opgenomen in het eindeloze verhaal.
En Jezus gaat ons voor. Amen
online delen:
open eerlijk reeds en nog niet hermeneutiek corona
Meer preken uit Marcus