Mt. 13:44 | link naar preektekst |
Ik zie ik zie wat jij niet ziet
2022-03-20 mo Heerde 2023-05-14 mi Wapenveld |
Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,
We lopen tussen de middag vaak een ommetje.
Door het wandelbos in de Bonenburg.
En dan komen we altijd langs een mais–veldje.
En een paar week terug zag ik daar wat mensen lopen
met een metaaldetector.
De grond af speuren naar wat eronder ligt.
Volgens mij is dat interessante hobby.
Ik stel me zo voor dat je heel veel niks vindt.
En dat je best veel geduld moet hebben.
Soms een piepje, de spanning, wat zal het zijn?
voor een verloren sleutel, een dopje, of schroefje.
Veel waardeloze dingen.
Het is een soort: ik zie ik zie wat jij niet ziet, maar dan
ondergronds.
En soms. Heel soms, vind je een schat.
Je kent de verhalen misschien wel dat iemand zo een keer,
een zakje oude Romeinse munten vond.
Eeuwen geleden door iemand begraven.
Natuurlijk in de hoop om het later weer terug te halen.
Maar verloren geraakt.
En dan vele jaren later gevonden.
Na een dag lang saai speurwerk opeens: jackpot!
Iets van de kick voel je als je als kind piraatje hebt gespeeld,
of schatgraven op een kinderfeestje of op een strand. Ofzo…
Dat is volgens mij het gevoel wat de man uit de gelijkenis heeft.
De opwinding van het vinden van een schat.
Echt iets tofs vinden.
Bij de gelijkenissen van Jezus is het ook altijd zoeken:
en dan niet in de grond, maar zoeken: wie is wie?
En er zit soms ook iets spannends in.
Want deze man die de akker koopt, is die nu helemaal eerlijk?
Vermoedelijk is het de pachter. Hij kent de grond.
Hij weet wat de grond opbrengt.
Een deel van de oogst is voor de eigenaar, als huur,
maar van de rest mocht hij leven.
Maar alles wat er ín de grond zit, dat is van de eigenaar.
Nu de pachter de schat gevonden heeft, weet hij
dat de akker veel meer waard is dan de opbrengst alleen.
Hij verzwijgt dat er een waardevolle schat inzit.
Het gaat hem helemaal niet om het maisveldje,
Dus is dat nou eerlijk naar de vorige eigenaar toe?
Als Jezus vertelt over het koninkrijk van de hemel,
zit er soms iets in, dat je zoeken moet.
Je moet zoeken, om te vinden. Dat het niet makkelijk is.
Een kameel door het oog van de naald.
En “nauw is de poort naar het leven, en smal de weg ernaartoe,
en slechts weinigen weten die te vinden.” Mt.07:14
En Jezus heeft het erover dat hem volgen soms pijn en offers vraagt.
Dat is allemaal niet makkelijk.
Je kunt je dus misschien wel voorstellen, als wij die man zijn.
En dan betekent deze korte gelijkenis,
dat wij hard moeten zoeken. Speuren met de metaaldetector.
En als je geluk hebt, dan stuit je op het koninkrijk, vind je God.
Toch denk ik dat dat niet de bedoeling is.
Als je de andere gelijkenissen erom heen leest,
dan is God juist degene die zoekt, die oogst, die vist.
Soms moet God het kaf van koren scheiden.
Het onkruid er tussenuit vissen en verbranden,
Of als visser van mensen, scheiden tussen goede en rotte vis.
Zo heeft God een oordeel, over goed en kwaad.
Dat scheiding maken, zit niet in deze gelijkenis.
Zo komt de nadruk vooral op de mooie vondst.
Op de schat. God ziet wat in jou. Jij bent een schat.
En je bent hem zoveel waard,
dat hij met vreugde alles wat hij heeft verkoopt, om jou voor zich te
winnen.
Hij betaalt de prijs, het is misschien niet makkelijk voor hem.
Maar toch doet hij het met vreugde.
God is een verzamelaar, en jij bent een zeldzaam collectors–item.
Kijk maar naar die parel.
De koopman is daar naar op zoek, en dan vind hij jou, mij.
Er zitten echt veel glimmende en stralende dingen in deze
gelijkenissen.
Een vergelijking eerder sluit Jezus af met: Mt.13:43
“Dan zullen de rechtvaardigen in het koninkrijk van hun Vader, stralen
als de zon.”
Het lijkt nu wel alsof God een ekster is,
die aangetrokken wordt door alles wat glimt en blinkt.
En tegelijk moet ik erbij zeggen:
het opvallende in de gelijkenis is niet de schat.
Het past heel erg bij ons dat we graag zoeken naar wat er blinkt.
Het is natuurlijk fijn, hè, als jij de glimmende stralende parel bent.
Het is goed voor mijn ego, als God mij heeft uitgekozen.
En soms hebben we het ook nodig, voor onze eigenwaarde.
Als je het gevoel hebt dat je de grond in wordt getrapt.
Als iemand je reputatie door het slijk haalt.
Dan hebben we het nodig, dat iemand je echte waarde kent.
Maar dit is niet waar deze gelijkenis over gaat.
Soms stuurt wat je nodig hebt, hoe je een verhaal opvat.
Maar let erop dat de schat verborgen is. Echt verborgen.
De man vindt de schat.
En dan haalt hij hem er niet uit. Nee, hij verstopt h’m weer.
En ik denk dat je ook wel herkent,
dat het in je leven niet altijd blinkt.
Ik ben geen stralende parel. Heb geen flitsend leven.
We zitten soms onder het slijk, of gaan door het stof, de slang
achterna.
En dan kan ik me schuldig voelen,
of te kort schieten naar God toe.
En dan denk ik dat ik nodig heb om te horen:
je bent echt wel geliefd, je bent een parel.
Maar dat is niet deze gelijkenis.
Deze gelijkenis zegt: de schat is verloren geraakt,
maar ook gevonden, en wordt gekocht.
Maar dat brengt ons weer terug bij de oneerlijke verkoop.
God, als die valse ekster, aangetrokken door wat blinkt,
maar niet eerlijk is over de verborgen schat.
Het lijkt wel koehandel, waarin de verkoper de prijs opdrijft,
en de koper probeert zo min mogelijk te moeten betalen.
En als je dan zulke waardevolle informatie achterhoud,
dat voelt niet eerlijk.
Ik zei net, in gelijkenissen is het even zoeken. Wie is wie?
En dan is het goed om niet alleen naar de man en de schat te kijken,
maar ook naar de akker, en de eigenaar.
Want de akker, dat is de wereld.
En let erop: God koopt niet de schat, maar de akker.
Hij koopt niet wat verborgen is, maar werkt in het openbaar.
De schat wil hij hebben. En via een omweg bereikt hij zijn doel.
Alzo lief had God de akker, de wereld.
En daaraan zie je ook: God is niet vies van ons of onze wereld.
Maar hij is bereid om met z’n voeten in de modder te staan,
om vieze handen te maken.
Te woelen en wroeten en te zoeken naar wat verloren is.
En als je het beeld nog verder doortrekt,
van wie koopt Jezus dan de wereld?
Als je zegt, dat we zijn vrijgekocht van de duivel,
dan vind ik het opeens minder erg, als de verkoop niet zo eerlijk is.
En dan zie je ook opeens wat een bijzondere eigenaar dat eigenlijk was.
En het is, alsof de macht van het kwaad,
deze wereld ook niet op waarde schat.
Want welke eigenaar is nu zo onverantwoordelijk
om geen bodemonderzoek te doen?
Hij heeft er toch ook belang bij om te weten,
hoeveel grote stenen er in de grond verborgen zijn,
die het moeilijk maken, om het land te bewerken?
Dat zou ik als eigenaar willen weten.
Had hij dat gedaan, vieze handen gemaakt, zoals de pachter,
dan was hij vast op de schat gestuit. Maar nee.
Maar het lijkt alsof hij de moeite niet heeft gedaan.
Kan het hem wel wat schelen?
Hij wil er alleen zijn opbrengst uit halen, een uitzuiger.
En daar laat hij de anderen maar voor zwoegen.
Hij gebruikt, misbruikt de wereld, trekt eruit wat eruit te halen is.
Het maakt hem niet uit als onderweg iets kapot gaat.
Dat is hoe we de duivel kennen. En dan snap ik opeens ook,
dat hij niet doorheeft, hoe waardevol het leven is.
Ik begrijp dan iets, van hoe het kan, dat die schat verloren is geraakt.
Want als de duivel de baas is,
dan ligt mijn goede leven soms begraven.
Onze heiligheid is verloren geraakt.
Maar het wordt door Gods detector weer gevonden.
En God blaast het stof er weer af.
Vol vreugde verkoopt hij alles wat hij heeft, betaalt de volle prijs.
En dan wordt hij nog afgezet ook…
Maar Jezus is volmaakt gelukkig, met liefde betaalt hij,
want hij weet wat er verborgen is.
Dat is de kern. Het is verborgen. Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet.
En Jezus zegt: ook dit is nou het koninkrijk.
God ziet je waarde, juist niet omdat ik zo straal en glim,
maar ondanks de modder,
ondanks het vuil dat in de loop van een leven aanslibt,
ondanks fouten die ik maak, daar dwars doorheen ziet God m’n waarde.
God vind ons, en onze wereld waardevol,
ook als het nog verborgen is.
De mensen rond Jezus, kijken het liefst
naar alle glimmende en stralende dingen.
Maar in de tijd van lijden, waar we nu in zitten,
op weg naar Jezus’ sterven, en begraven worden,
juist in die tijd is het goed om te kijken naar wat verborgen is.
De ondergrondse wonderen.
Mensen worden eerder aangetrokken door wonderen dan door wonden.
En alle wonderen en heelheid en herstel, en stralende volmaaktheid,
dat past ook perfect bij God:
Dat hij wonderen doet, wonderlijk is, is ongekend waardevol.
Maar een goed deel is verborgen.
Het koninkrijk gaat ondergronds.
Precies dit vind ik nou zo bemoedigend.
Het koninkrijk, is dus soms: ik zie, ik zie, wat jij niet ziet.
Het koninkrijk is soms een kale akker. Messy.
Het is er niet pas als ik op de toppen loop van mijn geloof.
Het is er niet pas als alles loopt te shinen en alles wonderwel gaat.
Mijn eer, mijn waarde, mijn heiligheid liggen soms begraven.
Liggen 3 dagen te wachten tot God het uit de grond naar boven roept.
Dus ook als ik het niet zie, is het er toch.
God zegt: ik zie, wat jij nog niet ziet.
Maar hij die op die akker werkt, die weet de waarde die erin ligt.
Laat je dan vanmorgen uitdagen, om geduld te hebben,
als je de schatten nog niet ziet.
Want dat betekent niet dat God machteloos is,
of dat hij niet zou doen wat hij belooft.
Als je nog niet ziet wat je zo verlangt,
betekent niet dat Gods woord waardeloos is.
De landman heeft de schat gevonden en gezien.
Maar voor even ook weer toegedekt. Rom.08:19
“De schepping ziet er reikhalzend naar uit
dat openbaar wordt wie Gods kinderen zijn.” zegt Paulus ergens.
Dat wij Gods kinderen zijn, dat mag je geloven.
Dat is echt zo.
Maar het is niet altijd openbaar.
Het is nog niet altijd glimmend en stralend.
Het is messy, en broos, en soms zijn we onverbonden als los zand.
Maar weet dan dat het koninkrijk ondergronds gaat.
Gods spel is dat hij zegt: Ik zie, wat jij niet ziet.
Maar weet ook dat de schat niet alleen gevonden is,
maar dat de hele wereld, de akker gekocht is.
En ooit in het openbaar zal stralen. Amen
online delen:
verborgen koninkrijk waardering duivel reeds en nog niet geduld
Meer preken uit Mattheüs