Welkom Votum en groet Opw 350 (=elb 304) Vader vol van vrees en schaamte Gebed L: Marcus 15:22-32 (lector) LvK 188:1,2 (O Lam van God onschuldig) L: Marcus 15:33-37 (lector) Uitblazen paaskaars door ouderling van dienst T: Marcus 15:38 (lees ik) L: Ex.26:31-35 (lector) L: Heb 9:1-12 Preek luisterlied: Sela Hard geslagen (geen mededelingen vd KR, collecte kondig ik wel aan) Gebed Collecte Hebr 10:19-23 Opw 192 (=elb 298) Ik kom in Uw heiligdom binnen Zegen We verlaten in stilte de zaal (geen orgelspel)

Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Hartverscheurend moet het zijn voor God.
Om zijn zoon aan het kruis te zien. Bespot, gemarteld,
veroordeeld om overtredingen die hij niet beging
Onrechtvaardig geëxecuteerd.

Hartverscheurend moet het zijn voor God.
Om woede op te brengen voor zijn lieve zoon,
die even zijn lieve zoon niet meer is.
die hij haat, die hij verlaten moet,
omdat Jezus nu symbool is voor alle kwaad.
Alles wat er walgelijk is aan deze wereld.
En wat weg moet.

Hij is de zondebok. Het offerdier.
Het lam, dat afgeslacht wordt.
Dat is de bloederige taal van het oude testament.
Taal waar we misschien ook een beetje de kriebels van krijgen.
Moet dat nou?
Maar het is bloederige taal,
die ons ook laat kijken in het hart van God.

Vanavond kijken we naar dat scheurende gordijn.
En krijgen een kijkje achter de schermen.
Want al die gebruiken rond de offers,
koeien, lammeren, duiven, maar ook graan, en wierook,
al die offers, de cultus, was het hart van de tempeldienst.

Hebreeën vertelt hoe de binnenkant van de tabernakel,
en later de tempel, eruit zag, met het heilige en het allerheiligste.
Je mocht niet overal komen.
Er waren een soort kringen omheen, en poorten,
waar je bijvoorbeeld als heiden of als vrouw,
of als niet–priester, niet verder mocht.

Daar in het heilige kwamen alleen de priesters.
In het allerheiligste alleen de hogepriester,
slechts één keer per jaar. Op grote verzoendag.
Een bijzonder en intiem moment. Dicht bij het hart van God.
En tegelijkertijd heel afgeschermd.
Alsof de verzoening nog is bedekt,
nog uit de doeken gedaan moet worden.

Daar hangt een sfeer van heiligheid.
Juist omdat het zo kostbaar is, zo zeldzaam. Daar was God.
In het allerheiligste zag God de ark, de herinnering aan het verbond,
Met daarin de staf van Aaron, een kruik Manna.
En in het heilige zag God het reukoffer–altaar,
en dan dacht hij aan de gebeden die het volk naar hem liet op–kringelen.
Daar stonden ook toonbroden,
een teken dat we dankbaar zijn voor ons dagelijks brood.
Priesters zorgen voor verse broden.
Zo onderhielden zij de dankbaarheid.
Daar stond ook de kandelaar, een teken van licht in de duisternis.
Een teken van Gods aanwezigheid.
En tegelijk hielden de priesters het olie op peil.

De tempel was de plek waar God herinnerd werd
aan wat hij beloofd heeft,
en de plek waar de priesters en het volk herinnerd werden
aan de liefde die God geeft.
En de plek waar mensen kwamen, om God de eer te bewijzen,
om gaven te brengen. Om te offeren.
Om zich te geven. Een plek van overgave.
Een intieme plek van gemeenschap.

En net zoals je de kostbaarheid en schoonheid
van een naakt lichaam beschermt met kleding,
en dat niet zomaar onverschillig weggeeft,
zo gebeurde een deel van de offerdienst achter de schermen.
Niet omdat God doekjes om zijn liefde wint,
maar omdat het kostbaar is, en het beschermen waard.


Tot nu.
Als Jezus sterft, scheurt het voorhangsel.
En wat betekent dat nu?
Van boven naar beneden. Helemaal door.
Het was geen slijtage, maar van hogerhand.
Van boven naar beneden. Een teken dat God het deed.

God is in rouw, om de ontrouw van het volk.
Zoals een Israëliet zijn kleren scheurt,
bij een ramp, bij verdriet, zo laat God ook zien,
hoe verscheurd hij is.
Alsof hij zegt: jullie zetten mijn liefde te kijk.
Jezus schaamteloos’ ontblootte lichaam zegt precies hetzelfde
als wat de priesters in de tempel zien.
En ze zullen zich kapot hebben geschaamd.
Dat kan toch niet? Dat mogen we niet zien. Gênant
Snel een stoplap, een doekje voor het bloeden ervoor.

Maar God schaamt zich niet.
En waar de soldaten Jezus’ onderkleed niet willen scheuren,
God scheurt het kleed wel.
Daar zit ook iets in, van uit de schaduw stappen.
Als Jezus sterft is dat de onthulling van Gods hart.
Daarmee laat God zich kennen. Hij geeft zijn liefde bloot.
En laat ook zien hoe wij dichterbij mogen komen.

In de regels van het oude testament, de cultus,
proef je de kostbaarheid en de afstand.
De zones waar je wel of niet mocht komen.
Maar als Jezus de verlossing naar een hoger plan tilt,
zie je hoe het oude testament daarbij in de schaduw valt.

Hebreeën staat vol met dat soort details.
Daar beschrijft hij de ark in vers 5:
“daarop staan de cherubs als teken van Gods majesteit
ze bedekken de verzoeningsplaat met hun schaduw.”

Nu is het woord schaduw, in Hebreeën haast code–taal voor:
gebruik van het oude verbond. Het eerste stuk van Gods openbaring.
Een begin van wat God liet zien: er is een plek voor verzoening.
Maar dat is nog niet het hele plaatje. Er ligt een schaduw overheen.
En net zo als dat er cherubs, engelenbeelden waren,
die over de ark heen stonden,
zo waren er cherubs op het voorhangsel geborduurd. Ex.26:31b
“Het moest vakkundig geweven worden, met een patroon van cherubs.”
Als dan het verslag rond Jezus’ sterven zegt
hoe dat voorhangsel doormidden scheurde,
is het alsof God die verzoeningsplaat uit de schaduw haalt.
En in het volle licht zet.
En dan zien we iets dat mooier en beter is dan de priesterdienst,
dan zien we Jezus.

Hij maakt van Golgotha de verzoeningsplaat van de wereld.
Hij maakt van deze dag een grote verzoendag.
Niet omgeven door cherubs, maar door 2 moordenaars.
Niet in de schaduw, weliswaar in 3 uur duisternis,
maar toch in het volle licht.
Niet alleen voor de hogepriester te zien, maar voor de hele wereld.

Door het gordijn te openen, laat God ook zien:
die hele cultus met koeien en lammeren en duiven,
met broden en wierook, dat was de schaduw die voorbij ging.
Er komt nu iets beters.
En dat valt allemaal samen in Jezus.
Hij is het brandoffer, het rund, dat helemaal vergaan moet,
weggebrand, totaal toegewijd.
Hij is het lam, dat geslacht wordt,
bloed om de deur, zodat de verderfengel je niet raakt,
zodat je bevrijdt mag worden.
Hij is het toonbrood dat leven geeft.
Hij is het licht in de kandelaar, de aanwezigheid van God zelf.
En de Romeinse centurion ziet het licht: “Waarlijk, hij is de zoon van God.”
En Hij is uiteindelijk het reukoffer, de voorbede en de voorspraak,
een aangename geur, die Vader aanneemt.

En met het gordijn open,
hebben we niet langer bemiddeling nodig van priesters.
Die cultus, de offers, dat was het hart van de eredienst.
Maar dat hart is verscheurt. Hartverscheurend moet het zijn geweest.

Maar het is tegelijk de opening:
Jezus is de hogepriester, die niemand terugwijst,
door Jezus mag iedereen bij de ark van het verbond komen.
mag iedereen een beroep doen op dat verzoendeksel.
Want Jezus’ dood aan het kruis zet de deur wagenwijd open.
Zijn armen aan het kruis maken hetzelfde gebaar: Je bent welkom.

Gods aanwezigheid en intimiteit,
is niet langer alleen een voorrecht van de priesters.
niet voor Joden alleen, maar voor iedereen.
Ook voor jou. Hij biedt het je aan.
Hij geeft zich bloot, laat zich in zijn hart kijken.

Hoe moet je zulke diepe liefde aannemen?
Hoe anders, dan je hart aan hem te geven?
En zijn liefde te beantwoorden met:
Amen


online delen:

tag verzoening tempel wet naakt typologie engel schaduw

Meer preken uit Marcus