Gemeente waar Jezus zoveel van houdt,

Wat moet ik doen om je liefde te verdienen?
Wat moet ik doen, om geaccepteerd te zijn,
om te laten zien dat ik echt toch wel wat ben?

Heb je je zoiets wel eens afgevraagd? Wat een heftige vraag kan dat zijn.
Als je niet gezien bent, niet geliefd of gewaardeerd.
Veel mensen die dit hebben gevoeld, zullen je vertellen
wat ze allemaal geprobeerd hebben.
Totdat ze meestal ontdekten dat je voor waardering
niet teveel afhankelijk moet zijn van buiten, van anderen.
Het kan heel ongezond zijn, als je liefde moet verdienen.
En uiteindelijk is het niet echt …

De wetgeleerde stelt een vergelijkbare vraag:
“Wat moet ik doen voor het eeuwige leven?”
Voor een jood was dat niet zo’n wanhopige vraag,
maar wel één, die ze heel diep voelden:
Ik wil de Eeuwige dienen, hoe kan ik dat doen?
Jezus wijst dan op de wet, die zou die toch moeten kennen.
Liefde is het antwoord.
Natuurlijk is liefde het antwoord.
En dat weet de wetgeleerde dus ook.
“Heb de Heer, uw God, lief, met heel uw hart en met heel uw ziel
en met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf”

Jezus zegt: “U hebt juist geantwoord, doe dat en u zult leven.”

Doe dat …
Als je niet oplet, kun je dat ook zomaar over God denken
dat we dus voor hem moeten presteren: Doe dat, dan zul je leven.
Dat God pas tevreden over je is,
als jij voor elke buitenlander, elke zwerver,
elke zieke die je tegenkomt, bent
zoals Jezus zo vertelt zal, dat die Samaritaan is.
Jezus antwoord is: “Doet u voortaan net zo.”
Nou, ga er maar aan staan …!


Ik wil h’m op deze eenheidszondag nog een beetje extra inkleuren.
Als kerken willen willen we uitstralen, dat we verbonden zijn,
door het ene geloof, in de ene Heer.
Dat we gedreven worden door dezelfde liefde.
Maar vaak hoor ik als argument ook,
dat de verdeeldheid, naar buiten toe, een slecht teken is.
Nu is dat zeker waar.
Kerken hebben niet de beste reputatie, als het gaat om eenheid.
Te vaak hebben we een ander buitengesloten.
Soms om begrijpelijke redenen, soms om mindere.
Soms waren we hypocriet, vrome woorden, dwaze daden.
‘t Is niet voor niets dat in Jezus’ verhaal,
juist de priester en de leviet de bad guys zijn …
Dat geeft misschien wel extra reden,
om te laten zien dat wij niet zijn zoals zij.

Maar daarbij vraag ik me wel af:
Naar wie toe, willen we ons dan rechtvaardigen?
Willen we ons bewijzen, naar wie niet gelooft?
Willen we liefde, erkenning, of op z’n minst
toch nog een restje relevantie in de samenleving verdienen
door te laten zien hoe inclusief, hoe tolerant we zijn?

Begrijp me niet verkeerd.
Het is nodig om open in de samenleving te staan,
maar het gebod van liefde, legt ook je motief bloot.
Laten we dat doen vanuit echte innerlijke bewogenheid.
De Samaritaan, die zijn liefde geeft,
die zorgt, die zichzelf geeft en nog zoveel meer
of zoals wij deze week, biddend in de wereld willen staan.
Maar laten we dat niet doen om te bewijzen hoe betrokken
of relevant we zijn.
Zoals ze dat vroeger mooi zeiden: Doe wel, en zie niet om.
Een echo van Jezus woord: “Doet u voortaan net zo …”


Ok, als Gods gebod om lief te hebben, je motief blootlegt,
hoe zit dat dan met jou en mij?
Lukt het je om onvoorwaardelijk lief te hebben.
Heb ik altijd de bewogenheid voor anderen?
Soms misschien.
Maar ik voel me ook wel eens als de priester, of de leviet.
Ik weet dat mijn liefde niet altijd puur is,
of er soms niet is.
Als je dat bij jezelf vind missen, hoe kun je dat dan laten groeien?

Als God zijn geboden geeft, is de kern liefde:
God en je naaste liefhebben, met alles wie je bent.
Maar denk nog even terug aan het begin,
als je anderen wilt pleasen, omdat we waardering soms zo nodig hebben –
er zit wijsheid van God in, dat hij je zegt:
om je naaste liefhebben als jezelf.
Vergeet niet jezelf lief te hebben.
Maar helpt dat om lief te hebben?

De wetsgeleerde vraagt door hoe dat nou werkt:
“Ja maar, wie is mijn naaste?”
Hoe weet ik nou wie ik helpen moet?
Ik kan wel geld overmaken naar Afrika en me daar goed over voelen,
maar daarmee zijn de problemen nog niet de wereld uit.
Hij voelt aan hoe onmenselijk moeilijk de wet van de liefde soms is.
Dat motieven soms troebel zijn.
Dat er zoveel is, en misschien wel nooit genoeg.
Je naaste liefhebben als jezelf; waar moet je in vredesnaam beginnen?

Laten we precies kijken naar het verhaal dat Jezus vertelt.
Want wat hij dan vertelt —- is vreemd, daar is iets mee.


Er wordt een man in elkaar geslagen, beroofd, en voor dood achtergelaten.
We weten verder niets van deze anonieme man.
Niet tot welk volk hij behoort, niet welk beroep hij heeft.
Het enige wat we weten is dat hij halfdood aan de weg ligt
en hulp nodig heeft.
De priester loopt voorbij, terwijl de arme man al geholpen zou zijn
met een slokje water en een pleister.
Ook de leviet wil geen EHBO geven.
En dan komt die Samaritaan, die vreemdeling.
Wat had hij nou in Jeruzalem te zoeken? Met zijn rare geloof.
Maar hij helpt wel. En nog veel meer dan nodig was.
Een slok drinken en een mueslireep om weer op krachten te komen,
een verband om het hoofd, dat was genoeg om de man verder te helpen.
Maar daarbovenop geeft deze vreemdeling een lift,
niet naar het ziekenhuis, maar naar een hotel.
En daar geeft hij de herbergier een blanco cheque:
Geef hem alles wat hij nodig heeft, ik zal het wel betalen!

Het verhaal dat Jezus vertelt is vreemd, er is iets mee.
Dit is veel meer dan je zou verwachten.
Dit is niet zomaar je naaste helpen,
dit is hem in de watten leggen. Pamperen.
Hij is zo onbaatzuchtig, je proeft geen enkel eigenbelang, zo puur.
Zo extreem als de Samaritaan doet,
dat is niet normaal, dat is over de top.
Kijk alleen al naar die blanco cheque die hij de herbergier geeft.
En dan is het nog maar de vraag of de herbergier wel te vertrouwen is.
Daar zou je toch heel makkelijk misbruik van kunnen maken?
Hoe kun je zo onverschillig met geld omgaan!
Die Samaritaan, die vreemdeling, daar is iets mee…

Wat Jezus de wetgeleerde wil leren is niet:
wie is mijn naaste en wie niet?
Jezus vraagt: “Wie van deze drie is volgens u de naaste geworden
van het slachtoffer van de rovers?”

Een van de lessen van dit verhaal is:
Naaste ben je niet, naaste wordt je.
Door bij iemand te komen, door naast iemand te gaan staan.

Het is haast gênant hoe ongemakkelijk de wetgeleerde zich voelt.
Samaritanen waren immers vreemdelingen, uitschot van de samenleving.
Mensen met een misvormd geloof, voor de helft joods,
voor de andere helft heidens. En daarom helemaal onrein,
want het alles of niets; voor God alleen volmaaktheid aan de hele wet.
Samaritanen, daar loop je met een wijde boog omheen.

Op Jezus’ vraag wie is naaste geworden?
durft hij niet eens het woord Samaritaan in de mond te nemen.
“De man die medelijden met hem heeft getoond.” Een omslachtig antwoord.
Jezus lijkt daar niet op in te gaan en zegt weer heel gewoon:
“Doet u dan voortaan net zo.”

Weer dat vervelende werkwoord: doen.
Het liefdegebod, dat moet je gewoon doen. Volmaakt: over de top goed.
Overdreven, onverschillig je geld weggeven,
ongeacht of de herbergier te vertrouwen is.
Vandaag zouden we zeggen, ongeacht of de helft van je giften
aan de strijkstok blijft hangen; opgaat aan dure kantoren en directeuren.
Kom je al in opstand? Dit strijkt toch tegen de haren in?
Dat is wat Jezus doet met de wet. Het is zo onmenselijk moeilijk,
zo onhaalbaar en voor mensen onmogelijk.
En de vraag van de wetgeleerde is alleen maar groter geworden:
Waar moet ik beginnen?


Ik geloof dat jouw liefde voor de wereld kan groeien,
als je weet wat jouw rol in dit verhaal is, en welke Jezus’ rol.
Want die Samaritaan, waar wat mee is – vergelijk hem eens met Jezus.
Hij is met kerst mijn naaste geworden.
Want naaste ben je niet, naaste wordt je.
Hij is erbij gekomen, kwam naast ons staan,
terwijl hij niet van hier is, die vreemdeling, zo anders dan wij.

En wie ben jij en ik?
Zijn we de priester of leviet, die een draai om de oren krijgen?
Begin maar eens om die anonieme man of vrouw te zijn.
Want schiet mijn liefde weer eens te kort,
en lig ik verslagen aan de weg,
aangevallen door rovers die het goede leven willen ontnemen?
Dan komt Jezus, die vreemdeling.
Wat heeft hij nou in mij te zoeken?
Maar hij helpt wel. En zoveel meer dan nodig.
Misschien zou je al blij zijn, als je wat meer liefde kon opbrengen,
of dat het lukte om niet meer jaloers zijn, of elkaar wat te gunnen.
Maar wat Jezus in jou doet is veel meer. Hij maakt je volmaakt.
Het is over de top goed wat Jezus voor je doet.
Hij helpt je niet alleen hier een nu aan een mooi leven,
daarbovenop geeft deze vreemdeling een lift, naar het eeuwige leven.

Want hij heeft zijn Vader,
de herbergier met vele kamers, een blanco cheque gegeven:
Geef alles wat ze nodig hebben, ik zal het betalen!

Als God van je vraagt om hem lief te hebben boven alles,
en onze naaste als onszelf,
geloof dan dat God je daarbij alles geeft om zover te komen.
Jezus vraagt zijn vader, omwille van jou:
Geef ze alles wat ze nodig hebben, ik zal het wel betalen!

Van jezelf houden kan helpen, als een eerste helend begin.
Maar dat God van me hield, ook toen ik me zo waardeloos gedroeg,
dat verandert mensen pas echt.
Het is hoe God je verzorgt, ook als je verwond bent,
als je liefde en waardering tekort gekomen bent,
en daar zo naar op zoek bent.
Als je verwond bent doordat je onrecht is aangedaan,
of omdat je de aanstichter was,
niets deed of er met een boog omheen liep.
en dat als een litteken van schuld draagt,
Dat God van me hield, ook toen ik nog zondaar was,
“ik zal het betalen” – dat verandert mensen pas echt.

Laat dit de drijfveer zijn, om om–te–zien naar een wereld in nood.
Om lief te hebben. Zoals wij zijn liefgehad.
Doet u dan net zo. Dat is nog eens leven!

Amen


online delen:

tag goed doen liefdegebod

Meer preken uit Lucas