Votum en groet Ps 33:1,8 Gebed Lezen Hand 26:1-23 Ps 97:5 (KBC) Tekst Filip 3:1-11 Preek Gz 113:1 (Alle mensen moeten sterven) Filip 4:4-9 + 10 geboden Gz 113:2 (kinderen terug) collecte Gz 113:3,4 Zegen

Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,

De heer is mijn geluk
Het is een bekende aansporing uit de brief aan de Filipenzen.
Laat de Heer uw vreugde blijven.
Nou dat is best een opgave.
Niet makkelijk om te zeggen: De heer is mijn geluk.
Bedoelt Paulus nu dat je altijd maar vrolijk moet zijn?

Paulus heeft dat aan de Filippenzen zelf laten zien.
Toen hij zijn zendingsreis in Turkije maakte,
werd hij door de Heilige Geest naar Griekenland gestuurd.
Paulus kreeg een droom: Kom over en help ons.
Nog nooit had het evangelie in Europa geklonken.
En Paulus wordt gestuurd.
Reken maar dat Paulus en Silas razend enthousiast waren.
Ze mochten het evangelie nu ook in Griekenland brengen.
Nou, ik kan je vertellen, daar wordt je gelukkig van.
Vertellen over God is echt mooi werk.

Filippi is de eerste grote stad waar ze aankomen.
De gewoonte van Paulus was om eerst Joden op te zoeken.
Mensen die het geluk in God delen.
Die dezelfde psalmen zingen als wij net deden.
Weest in de Heer verblijd.
Paulus en Silas zoeken gelovigen op en komen een aantal vrouwen tegen.
Die hebben daar een gebedsplaats bij het water.
Dit wijst er vermoedelijk op dat er geen echte synagoge was.
Daar waren minimaal 10 mannen voor nodig.
Deze vrouwen kwamen samen om God te dienen.
Niet–joden die wel in God geloofden, sympatisanten, vrienden.
Niet echt officieel Joods, maar ze geloofden wel in de God van Israel.
Paulus en Silas willen samen met hen God dienen.
Want ze zien de Heer als hun geluk.

Even later komt Paulus een waarzeggende vrouw tegen.
Dat is niet een zigeuner die in een glazen bol kijkt, maar ze is bezeten.
Zo kan ze de toekomst voorspellen,
en er voor haar eigenaars een aardig centje mee verdienen.
Als Paulus haar bevrijdt worden haar bazen boos.
Wat een ongeluk voor die vrouw.
Eerst bezeten door boze geesten, en dan ook nog bezeten door haar bazen,
die deze vrouw niet als mens maar als bron van inkomsten zien.
Zij zijn boos op Paulus, en slepen hem voor de rechter.
Paulus en Silas worden geslagen en komen in de gevangenis.

Midden in de nacht gaan ze zingen.
Over de Heer die hun vreugde is.
Of zoals de psalm zegt: Weest in de Heer verblijdt.
En ook al zijn ze bont en blauw geslagen,
zitten ze onterecht in de gevangenis omdat ze een vrouw hebben geholpen:
ze ervaren een diepe rust, een vrede met God.
Dus als Paulus aan de Filippenzen schrijft:
broeders en zusters, laat de Heer uw vreugde blijven.
Dan is dat niet zomaar een losse kreet, een vroom woordje.
Hij weet waarover hij het heeft, dat je zelfs in alle tegenslag
het zicht op God zou kunnen verliezen.
Maar Paulus moedigt aan, en hij heeft er geen moeite mee het te herhalen:
laat de Heer je vreugde blijven.

Dan kan hij het ook overnemen als jij het niet voelt.
Dan is hij de bron van een diepere blijdschap,
als het er bij jou even niet inzit.

En het werkt ook bemoedigend om dat elkaar door te vertellen.
Wat God doet in jou leven.
Paulus’ getuigenis laat die diepere laag zien.
En wat hem overkwam in Filippi; de gemeente weet dat.
En als ze het niet meer weten is er vast nog wel die gevangenisbewaarder
die zo vreemd opkeek toen twee van zijn gevangenen gingen zingen,
die nog vreemder opkeek toen er een aardbeving kwam;
de cipier die zijn leven zag instorten en er een einde aan wilde maken
omdat hij bang was dat zijn gevangen waren gevlucht.
Maar die zaten nog geboeid te luisteren naar de zingende Paulus.
Diezelfde nacht nog komt hij tot geloof.
Hij leert inzien dat de Heer de bron van zijn geluk is,
niet de vastigheid of prestaties op zijn werk.
Geloof in de Heer Jezus betekende redding voor hem en zijn huis.
Vanaf die dag ging ook hij naar die gebedsplaats aan het water
samen met die gelovige vrouwen.
Daar in de open ruimte, de synagoge die er niet stond,
een kerk zonder muren, daar vieren ze samen: De Heer is mijn geluk.

…zelfs bij tegenstand
Soms zeg je het tegen beter weten in: De Heer is mijn geluk.
Want er is zoveel weerstand.
Bezwaren, dingen die geloof lastig maken.
Maar dwars door alle tegenslagen heen lukt het Paulus
om God als zijn bron van vreugde te zien.
Ook in onze tekst, en dan met name vanaf vers 2
vertelt Paulus iets over de tegenstand die hij op dat moment ervaart.

Opeens wordt Paulus link. Hij begint te schelden.
Pas op voor die honden, zegt hij.
Kijk uit voor hun kwade praktijken, pas op voor de versnijdenis van ze!
Waar heeft hij het over, wat staat hem zo tegen?

Paulus heeft deze brief geschreven toen hij in de gevangenis zat.
Waarschijnlijk in Caesarea.
Uit die tijd komt dus het stuk dat we uit Handelingen hebben gelezen.
Vanaf Handelingen 21 al, is over zijn gevangenschap te lezen.
Paulus wordt gearresteerd als hij in de tempel is.
Soldaten beschermen hem tegen het uitzinnige volk, dat hem weg willen.
Paulus moet voor rechters verschijnen.
En dat duurt maar, en dat duurt maar.
Eerst een tijd onder Felix, en later onder Festus
die weer overlegt met Agrippa, en ondertussen zit Paulus maar vast.
In die tijd dat schrijft hij een aantal brieven.
En de brief aan de Filippenzen is daar een van.

Als hij deze felle woorden in vers 2 schrijft
zit Paulus dus gevangen op basis van een aanklacht van de Joden.
Dat waren Joden uit Turkije.
Joden die Paulus hadden meegemaakt op zijn eerste zendingsreizen,
en niet in Jezus willen geloven.
Het kan zijn dat Paulus deze mensen op het oog heeft.
Maar waarschijnlijker is het dat de vroege kerk last had van Joden
die wel in Jezus geloofden, maar de niet–joden dwongen
om echt helemaal Joods te worden.
Deze joodse christenen wilden dat voor alle bekeerde grieken
de besnijdenis werd verplicht.
Ze moesten de reinheidswetten houden, alle joodse feestdagen, enzovoort.
Dit is een bedreiging voor de vreugde, het geluk in de Heer.

Nu noemt Paulus dus die keurige zuivere Joden, onreine honden.
Dat is hoe de Joden de heidenen zien.
Deze Joden willen graag goede werken doen, voor God.
Maar Paulus geeft ze ervan langs.
Geen goede werken, maar kwade praktijken zijn het.
Mensen die de rechtvaardig zijn omdat ze de wet houden?
Dat kan niet eens!
En dan de versnijdenis.
Joden zijn trots op hun besnijdenis.
Maar als je als joodse christen een niet–joodse christen dwingt
ook deze operatie te ondergaan, tja,
dan mishandel je gewoon een gezond lichaam.
Het is een grapje wat Paulus hier maakt.
Geen besnijdenis maar versnijdenis.
Het zijn verknipte mensen die dat willen, ze eisen verminking.
Maar dat heeft toch niets met God te maken?

Dat maakt Paulus echt boos.
Ze hebben niets van het christelijk geloof begrepen
en zijn een gevaar voor de gemeente.
Ze vinden meer vreugde in de wet dan in God. En dat verstikt.
Paulus vecht om de vreugde in God te bewaken.
Pas op, zegt Paulus daarom.
Deze Joodse invloed is niet de enige tegenstand die de gemeente bedreigt.
Een wereldstad als Filippi wordt van veel kanten beinvloed.
Kijk maar in vers 19:
Daar neemt hij een andere heidense dwaling op de korrel:
Hun God is hun buik, hun eer is schaamteloosheid,
en hun aandacht is alleen gericht op aardse zaken.
Mensen die voor het platte genot gaan. Leef er maar op los, YOLO!

Er is van alles dat je kan aftrekken van Jezus.
En probeer dan nog maar eens te zeggen dat de Heer je enige bron van geluk is, bij al die tegenstand. En daar komt nog iets bij.

Want wij hebben ook best veel te bieden
Je kan wel focussen op God en daar vreugde in zoeken.
Maar dan niet zo dat we alleen met de hoofden in de wolken zijn,
blij te wezen, en ondertussen hier de boel maar laten versloffen.
We moeten toch niet stil zitten, en God vraagt toch een reactie?

Mensen hebben zoveel te bieden.
Kijk eens wat we doen:
Enthousiaste mensen voor het jeugdwerk,
Mannen die goed werk doen in de kerkenraad.
Capabele mensen achter de beamer en bij het geluid, waarvoor dank.
Mensen die een cd branden en bezorgen als je door ouderdom
niet meer in de kerk kunt komen.
En als de microfoon kraakt kan het worden opgelost.
en zo zijn er nog een boel commissies, musici, bloemschikkers,
kosters, schoonmakers, vriendelijke bezoekers en chauffeurs te noemen.
terwijl op de achtergrond daar alle roosters voor worden gemaakt.
We zijn niet zo groot, maar we doen veel hoor.
En vrijgemaakte hebben dat ook in de genen zitten.
Denk aan de ouderen die zoveel werk hebben verzet
in de tijd na de vrijmaking.
Wow, daar kun je respect voor hebben.
En ook vandaag. Man, we zijn gezegend met zoveel talent.
We hebben elkaar zo veel te bieden, daar mag je best trots op zijn.

En wat dacht je van Paulus: weet je hoeveel hij voor de kerk gedaan heeft?
Zelfs in de gevangenis doet hij nog wat hij kan. Brieven schrijven.
En hij zit echt niet met zijn hoofd in de wolken,
maar ziet wat er leeft in de wereld.
Een grote stad als Filippi heeft ook godsdienstig veel te bieden.
Paulus ziet dat, en helpt de gemeente daarbij.
Er is van alles dat je kan aftrekken van Jezus,
zelfs dingen uit de kerk.

In zijn hele leven wilde Paulus aan God aanbieden wat hij had.
Vroeger was hij heel strict in zijn gehoorzaamheid aan de wet.
Enorm ijverig, en had een enorme drive.
Toen hij zo overtuigd was van zijn Farizeese standpunt
kon hij het ook niet verdragen dat er joden waren die in Jezus geloofden.
Paulus heeft daar na zijn bekering vreselijke spijt van.
Maar hij zegt het hier als teken van zijn toewijding aan God.
Allemaal ‘positieve’ dingen die hij kon aandragen om te zeggen:
Kijk eens hoe goed ik mijn best doe. Ik heb veel te bieden.
Paulus was een superjood.
En je weet natuurlijk wat hierna komt,
hij heeft dat allemaal bij het vuilnis gezet,
want Jezus is veel belangrijker. Maar dat gaat dan te snel.
Wat Paulus zegt is alleen overtuigend als het ook echt waardevol is
wat hij voor Jezus heeft ingeruild.

Het is dus echt waardevol. Je inzet. Als je trouw naar de kerk komt.
Zo goed dat er gerefomeerde scholen zijn.
Fantastisch, dat we hier een gebouw hebben waar vanalles gebeurt.
Dat is gewoon winst.

Paulus spreekt dan ook expres die christelijke joden aan,
die dat ook zo belangrijk vonden.
Hij zegt: als je dat dan zo belangrijk vind,
kijk eens hoe ik me heb uitgesloofd voor God.
Ik heb God echt lief. Ik werk hard.
Ik ben een echte Israeliet met een goede en trotse stamboom,
ik ben venoemd naar de eerste koning van Israel,
heb op de beste rabijnenschool gezeten.
Niet dat Paulus om complimenten verlegen zat,
het zijn ook gewoon de feiten.
Paulus gebruikt dit om contact te maken met die groep.
Hij is de Joden een Jood, de Grieken een Griek.

We hebben elkaar in de kerk veel te bieden.
En je mag, zonder dat dat arrogant is zeggen wat je kwaliteiten zijn.
Zonder schaamte, zonder dat mensen hoeven denken
dat je hoog van de toren blaast.
Hier kun je, ondanks alle tegenstand, zeggen:
Ik vind mijn geluk bij de God, en gelukkig geeft hij zoveel,
en heeft hij alles zo gaaf geschapen.
Eerlijk, en zonder schaamte mag je zeggen: Ik heb veel te bieden.

Maar Christus is altijd groter
En hier raken we misschien wel de kern van wat christen–zijn is.
We kunnen met Gods zegen, werken wat we willen,
we kunnen de dienst aan God zo trouw mogelijk inrichten,
maar uiteindelijk is niets daarvan echt aan God te geven.
Want alles is al van Hem. Al mijn kracht, mijn inzet.
Zelfs mijn liefde voor hem is iets wat ik eerst van Hem heb gekregen.
En dat is wat Paulus ontdekt heeft. Alles is echt genade.
Je krijgt het gratis, en er is niets wat je God ervoor kunt geven,
dat niet al van Hem is.

Maar al Paulus’ voordelen, al zijn ijver en vuur,
al zijn liefde en inzet voor God;
Hij ziet het niet meer als winst, positief tegoed op zijn hemelrekening.
Als hij de balans opmaakt, de winst– en verlies rekening,
dan vallen de voordelen in het niet.
Ze vallen weg. Of zelfs, ze zijn nadelig.

Als je kijkt naar die joodse christenen,
voor hun gaan al die goede werken in de weg staan.
Voor hun is de gehoorzaamheid, trouw naar de kerk gaan,
je netjes aan de regels houden een doel op zichzelf geworden.
Ziet u mij wel staan God?
Ik denk dat zij gefrustreerd zijn op Christus, die altijd groter is.
Oneerlijke competitie. Zo val ik natuurlijk nooit op.

Maar was dat de bedoeling dan?
Paulus noemt daarom het zelfs kwade werken.
Ze vinden meer vreugde in de wet dan in God.
Zij wijzen graag, en soms nog terecht ook, op hun eigen succesverhalen.
Maar Paulus wil geen succesverhaal meer;
hij wil delen in Jezus’ lijden, en aan hem gelijk worden in zijn dood.
En dan door zijn dood heen, de kracht van zijn opstanding ervaren.
En dat hebben die joodse christenen niet goed genoeg gezien.
Paulus spreekt uit ervaring:
Het kennen van Christus Jezus mijn Heer, overtreft alles.
Hij is altijd zoveel groter.

Wat in Christus ook wegvalt is de schaamte, over zijn donkere verleden.
Ook al heeft hij de gemeente vervolgt, hij kan daar eerlijk over zijn.
Dit ben ik; ik heb vreselijke zonden gedaan.
Maar ook dat valt in het niet bij Christus.
Bevrijdt van zonde en schuld, maar dus ook bevrijdt van schaamte.
Als hij voor de rechtbank staat vertelt hij zijn verhaal
zonder die zwarte bladzijde uit zijn leven te verzwijgen.
In het boek handelingen staat het bekeeringsverhaal van Paulus
wel 3 keer opgeschreven. Want het is toch ook mooi
om te getuigen van welke zonde Paulus is bevrijdt?

Zijn blinde ijver valt weg als hij Jezus ontmoet op de weg naar Damascus.
Hij komt tot inkeer.
Jezus kan deze hardwerkende trouwe dienaar goed gebruiken.
Hij heeft veel te bieden.
Paulus krijgt van Jezus de opdracht om aan zijn eigen volk
en aan de heidenen het licht te verkondigen.
Dat stralende felle licht maakte Paulus eerst blind.
Maar toen gingen zijn ogen weer open, en zag hij helder: Jezus is Heer.
Hij is de bron van geluk, en Paulus geeft zijn tegenstand op.
Ook al had hij best wat te bieden, Christus is zoveel groter.

Daarom laat ik alles los en vertrouw op God
Omdat toch alles van God is, lukt het Paulus de dingen los te laten.
Misschien lukt het jou ook.
Opvoeding, scholing, afkomst, verdienste, gehoorzaamheid.
Paulus laat het los.
En lukt het jou ook? Het loslaten van je tijd, je liturgische voorkeur,
je goede gewoonte twee keer naar de kerk te gaan,
of je zelfbedachte manier.
Durf je het los te laten, of wordt dit belangrijker dan God zelf?
Het is een spannende vraag. En het lukt alleen als je rust bij God vind,
als je hebt ontdekt dat de Heer je geluk is,
Als je vreugde in Hem vindt, zoals hij vreugde vindt in jou.

Maar wat ik misschien wel nog spannender vind,
is wat Paulus in de laatste verzen doet.
Daar past hij het loslaten tot het uiterste toe.
Hij zegt: Ik wil Christus kennen en de kracht van zijn opstanding ervaren,
ik wil delen in zijn lijden en aan hem gelijk worden in zijn dood,
in de hoop misschien ook zelf uit de dood op te staan.

Paulus geeft echt alles op. Ook zijn eigen zekerheid.
En misschien vind je dit een beetje te bevindelijk.
Hoop uit de dood op te staan? Dat mag je toch zeker weten?

Ik denk ook dat Paulus het wel wist.
En God is helemaal te vertrouwen,
Hij zal zich wel aan zijn belofte houden.
Maar het mooie van wat Paulus doet, is die zekerheid niet leggen
in dat wat hij van God weet.
Paulus vertrouwt niet op zijn geloof in God, maar op Gods omzien naar hem.
Paulus spreekt niet over de opstanding alsof de buit al binnen is.
Als hij de verlies– en winst rekening opmaakt,
zou je kunnen denken dat het een koude econoom is.
Maar Paulus zet juist een stap in blind vertrouwen.
Een sprong in het diepe. Wat Paulus wil is Christus kennen en de kracht van zijn opstanding ervaren.
Wow, dat is dus de volle macht van God ondergaan.
Dat voelen en ervaren, dat is echt iets groots.
Ik moest denken aan de straal water die je voelt
als je onder de douche staat.
En misschien vind je het fijn om hm heel hard te zetten.
Heb je wel eens onder een waterval gestaan?
Dat kan echt heel hard gaan. Zoveel kracht zit daarachter.
De kracht van God ervaren is nog veel groter.
Het is de volle macht ondergaan van van de schepper van hemel en aarde.
De macht ervaren van hem die Jezus uit de dood heeft opgewekt.
Dat wil Paulus meemaken.

Bij Paulus heeft de kracht van de opstanding
ook alles te maken met het nieuwe leven.
Mijn oude zondige mens moet sterven.
En met Christus staat een nieuw mens op.
Een nieuwe schepping, iemand die wel kan gehoorzamen,
die wel het goede doet. Dat wil Paulus ervaren.
Maar zelfs daarvan hoef je niet krampachtig te zoeken:
wanneer komt dat nou?
Want hoe snel probeer ik dan alsnog zelf goede werken te doen.
Het te verdienen. Te bewijzen, zie je wel, ik heb God wat te bieden.
En zoek je bevestiging in je eigen ervaring:
Ik ben een nieuw mens, het lukt me om goed te doen.

Paulus is ontspannen. Hij kan ook zijn ervaring loslaten.
Hij claimt niet de opstanding uit de doden,
de ervaring van het nieuwe leven.
Dat zou toch voorbarig zijn?
Hij legt die zekerheid bij God zelf.
De enige plaats waar het veilig is. Dat geeft het vertrouwen.
Zodat je opgewekt kunt zeggen: De Heer is mijn geluk,
zelfs door alle tegenslagen heen.
En ook al heb ik best wat te bieden, Christus is altijd groter.
Zo leer ik alles los te laten en op God te vertrouwen.
Amen


online delen:

tag vreugde talent vertrouwen loslaten gehoorzaamheid Paulus

Deze preek maakt deel uit van een serie: Filippenzen

  1. Fil. 1:6 - God maakt het af
  2. Fil. 2:06-11 - Beweging
  3. Fil. 3:01-11 - Vreugde (huidige pagina)

Meer preken uit Filippenzen