Welkom en Stilte Votum (NLB 291a) Groet en gesproken Amen DNPS 63:1-3 (U zoek ik, God, voor dag en dauw) Gebed PvN 42:1,2,3,refrein (Als een hert dat naar het water) L: Rechters 15:9-18 LLps 22: 1, 2 (zie onder) L: Rechter 15:19, 20 LLps 22: 4 L: Joh 19:28-36 LLps 22: 6, 7 Preek over Rechters 15:18,19 LLps 22: 8, 11 (laatste helft is trinitarische doxologie als belijdenis) (beamers: vanaf regel 5, vers 11 staand) Verzamelen gebedspunten door: - OvD mededelingen KR - DvD toelichting collectedoel Gebed Collecte NLB 911:1,3 (Rots, waaruit het leven welt) Zegen en Danish Amen

Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Je verwacht niet dat zo’n harige spierbundel,
ook een softe, poëtische kant heeft.
Simson is iemand die dicht, die met woorden overweg kan.
Expres begin ik zo,
want die arme Simson heeft het wel een beetje te verduren gehad,
met mijn vooroordelen over hem.
In deze laatste Simson–preek wil ik dat een beetje goedmaken.

Maar van alles komt in opstand als je over hem leest.
En zomaar lees je over het kunstige heen.
Naast die bekende brute heeft hij ook een poëtische zijde.
Bij zijn eerste huwelijk, nadat hij de leeuw verscheurd had,
en een tijdje later honing vond, dichtte hij: R 14:14
“Het is sterk en het verslindt altijd,
nu biedt het een maal van zoetigheid”

Ook de vertalers van de Bijbel in gewone taal
hebben hun best gedaan om het literair weer te geven:
“Hij was de jager, maar nu is hij de prooi.
Hij was gevaarlijk, maar nu is hij zoet.”

En nu weer in onze tekst:
“‘Met een ezelskaak, heb ik hun botten gekraakt.
Met een ezelskaak, heb ik er duizend geraakt!”

Simson is een poëet.
Dat stukje over botten kraken is lastig te vertalen.
De herziene Statenvertaling heeft, wat meer letterlijk:
“Met een ezelskaak heb ik één hoop, twee hopen,
met een ezelskaak heb ik duizend man doodgeslagen.”
.
Dat woord voor een hoop, is hetzelfde als het woord voor ezel,
een hoop, een stapel, een ezelslast.
Nou ja, Simson zegt dus dat hij met dat ene bot,
stapels andere botten gemept heeft.
Met een ezelsbot, stapels ezelslasten.
En ik stel me zo’n stapel in elkaar geslagen Romeinse soldaten voor,
uit een Astrix en Obelix.
Maar dan dus op een poëtische manier gezegd.


Tja, het loopt hier wel door elkaar.
Ook al zeg je het nog zo welsprekend, het blijft best bruut.
Daardoor, en ook omdat het zo vervreemden kan,
kun je gaan focussen op de details,
en op zoek gaan naar wat er allemaal mis is, met Simsons gekke gedrag.
Een zo’n detail waar de tekst zelf ook nadruk op legt, is dat bot zelf:
“Hij zag een ezelskaak liggen; het bot was nog hard.”
Het was dus niet oud, nog niet broos geworden, maar nog vers.
En ik stel me de kaak van een ezel voor als een soort boksring,
waar je me kan rond meppen.
Maar, mocht Simson als Nazireeër eigenlijk wel
bij dode dieren en mensen in de buurt komen?
Als je de wetten er op naleest dan schrijft Mozes niet alleen voor
dat je niet geknipt mag worden, of geen alcoholische drank mag,
maar dat je ook niet bij gestorvenen in de buurt mag komen. Num 6:6–8
“En zolang hij aan de HEER gewijd is, mag hij niet in de buurt van een dode komen.
Zelfs als zijn vader of moeder of zijn broer of zuster sterft,
mag hij zich niet verontreinigen door bij hen te komen,
want op zijn hoofd draagt hij het teken dat hij aan God gewijd is.
Zolang zijn nazireeërschap duurt, is hij aan de HEER gewijd.”

We kunnen dat misschien lastig meevoelen, maar deze wet drukt uit
hoe de Levende God en de dood niet bij elkaar horen.
Wil je een periode aan God zijn toegewijd,
dan sta je aan de kant van het leven.
Maar Simson dan?
Hij gebruikt dood en onreinheid om nog meer dood en verderf te zaaien.
En lijkt te pochen op zijn eigen kracht, waar is God?
’Stapels heb ik daar neergemept!’


Je zou door dit twijfelachtige optreden, het geweld
en die afstotelijke grootspraak die daar zo vaak mee gepaard gaat,
de neiging hebben om hem zo zwart mogelijk af te schilderen.
Hij breekt niet alleen botten,
hij breekt Gods wetten, hij ontspoort helemaal,
hij is door een door gebroken.

Maar dan lezen we over een belangrijk vers heen: vers 14
“… Toen voer de geest van de HEER in hem.
De touwen waarmee hij was gebonden leken wel vlas
dat wegschroeit in het vuur,
zo makkelijk vielen ze van zijn armen en zijn polsen.”

En dán ziet hij dat bot liggen.
Dit gebeurt allemaal terwijl Simson vol vuur is. Heilig vuur?
Vol van de Geest; heilige Geest?
En ook eerder in het levensverhaal van Simson,
met dat gedoe rondom dat eerste huwelijk.
Terwijl zijn ouders zich afvragen of dat wel kosher is,
een Filistijns meisje, dringt Simson aan. R 14:4
“Zijn ouders wisten niet dat het de HEER was die hierop aanstuurde,
omdat hij een aanleiding zocht om de strijd met de Filistijnen aan te gaan.”

De Geest van God zit er achter.

En zo komen ook de gestileerde gesproken woorden van Simson
in een ander licht. Ook dat is Geesteswerk.
Zoals het typisch bij de Geest past, om mensen creatief te maken.
Kunstig, soli Deo gloria. En je ziet het vaker:
Ook David is een vechtersbaas; zozeer dat hij de tempel niet mag bouwen.
Toch bouwde hij mee aan de tempelliturgie, door al zijn psalmen.
De Geest voer in hem, hij maakte muziek,
en alles om hem heen, zelfs een bezeten Saul, kwam tot rust. 1Sam 16:23


Ik zeg: de Geest van God zit er achter.
Maar dat maakt Simsons bruutheid bepaald niet makkelijker.
Alsof het dan opeens goed is: dood en verderf?
Bij de kruistochten zeiden ze: Deus vult, God wil het. Ja Ja…
En gelden de wetten niet meer?
Kan Simson zomaar van alles doen, wat God meestal niet wilde.
“Zijn ouders wisten niet dat het de HEER was die hierop aanstuurde.”
Kan God eigenlijk wel iets willen, wat tegen zijn wil ingaat?

Deze spanning is niet op te lossen.
De manier waarop God het kwade weet te gebruiken, blijft een raadsel.
Want God is nooit de schuldige, én hij is ook niet machteloos.
Bovendien staat God in zijn recht als hij straffen moet.
En wij ervaren dat soms als kwaad, terwijl het dat niet is.
Wij kijken naar de wereld en snappen niets van wat God toelaat.
We vallen stil van onbegrip,
als het gaat om zijn almacht, waar we bar weinig van zien.
Onze stroom aan argumenten valt droog.
Laat er in de kerk ook ruimte mogen zijn, voor droogheid,
voor vertwijfeling, voor vragen, voor schreeuwen naar God.
In psalmen en gebeden, poëtisch of een brute klacht.
Bij de bron van dat geroep zul je ontdekken dat de Geest ook daar is.


Simson schreeuwt naar God. Hij roept:
“Aan u, Heer, heb ik deze geweldige overwinning te danken!”
Wat een opluchting, dat Simson toch aan de goede kant staat,
dat hij God dankt.
En dan werpt hij zijn uitgeputte vertwijfeling God voor de voeten.
“Moet ik dan nu sterven van de dorst,
en alsnog in handen van die onbesnedenen vallen?”

Als u mij voor zo–even de kracht gaf,
als U mij net redde, wilt u er dan ook nu zijn?
Ik weet dat u overwonnen hebt,
waarom moet ik dan in de handen van het kwaad vallen
dat u al verslagen heeft?

Wat God dan doet is prachtig.
Er staat: “Toen liet God in de kom van het dal bij Lechi de aarde openbarsten.
Er kwam water uit en Simson dronk ervan,
zodat hij weer helemaal op krachten kwam.”

Dat is typisch God:
hij zaait niet dood en verderf, maar geeft levend water.
“Toen liet God in de kom (…) de aarde openbarsten”
Die kom van het dal, is een woord waarvan we niet helemaal zeker weten
hoe dat het beste vertaald kan worden.
De herziene Statenvertaling heeft ’holte’
Het kan zoiets betekenen als de kom van een vijzel,
of de kies, die het eten vermaalt,
of de holte in het tandvlees waar die kies inzit.
Daarmee is het dus heel goed mogelijk, dat het onreine ezelsbot,
dat door Simson achteloos was weggeworpen,
nu door God gebruikt wordt, als instrument voor het leven.
Uit die holle kies stroomt water;
uit die kaak, waar de tanden uitgeslagen zijn,
en ondanks het kwaad, waardoor wij met de mond vol tanden staan,
uitgerekend uit het gewraakte middel, komt Gods antwoord:
het wordt een sprekende getuige.
En het bloed en de onreinheid worden weggespoeld.
Bij de redding die God geeft, verga je niet van de dorst,
maar met God aan je zij, kom je weer op krachten.

Ik denk dat God van dit beeld houdt, want hij laat het ons vaak zien:
In de woestijn, in Mozes’ tijd, op een moment van vertwijfeling,
is God genadig en hij geeft water uit de rots.
In visioenen, in de tijd van Ezechiël,
ziet hij eerst dode, onreine botten, Eze 37:1–14, 47:1–12
maar God blaast ze leven in, zijn Geest, en ze komen op krachten.
Even later ziet hij hoe water uit de tempel stroomt,
en hoe dat water, meer wordt, en zelfs de Dode Zee weer zoet maakt.
Die Zee van dood, zo zout dat leven er niet kan,
was een natuurmonument van Gods woede over Sodom en Gomorra;
maar God geeft er weer leven.

En dan Jezus;
hij wordt gemarteld door onbesnedenen, op de scheldplaats
terwijl hij naar God roept, maar van Hem niets hoort, –
hij schreeuwt zijn keel droog en roept dat hij dorst heeft,
en dan is er voor deze Nazireeër alleen maar wijnazijn te drinken, –
en dan sterft hij; het is een kaakslag naar de God van het leven;
Jezus wordt daarmee de belichaming van de vloek,
van alles wat onrein is en niet bij de God van het leven past.
Maar daar, op die berg, bij dat hoopje ongebroken botten dat daar hangt,
dat monument van Gods terechte straf,
daar is opeens levenswater, dat uit zijn zij stroomt.
Naast de brute kant van oordeel, is er een bron voor iedereen die roept.
Het is de poëtische zijde van God.
Hij was achteloos weggeworpen,
maar wordt nu door God gebruikt als instrument voor het leven.
Bloed en de onreinheid worden weggespoeld.
Bij de redding die God geeft, verga je niet van de dorst,
maar met God aan je zij, kom je weer op krachten.


Net zoals bij het onreine doodswapen van dat ezelsbot,
dwars door dat vervloekte kruishout, de onreinheid van dood en zonde,
laat God zien dat hij zoveel sterker is,
dan alles wat je hier naar beneden trekken kan.

Dat is de boodschap van het hele levensverhaal van Simson.
Dat zo’n gebroken man, zo’n vervreemdende man,
door God gebruikt kan worden.
En dat is maar goed ook.
Je dacht toch niet dat we perfect moesten zijn,
voordat God wat aan ons had?

Laat je dit niet aanmoedigen om dan maar zo slecht mogelijk te zijn,
want God weet er toch wel raad mee.
Als je drinkt van het water kom je op krachten om te leven,
om Hem te zijn toegewijdt.
Maar laat je nooit de moed ontnemen, door al het kwaad,
door jezelf of door anderen gedaan. Alsof het God uit de hand loopt.

God weet raad met onze gebrokenheid.
Hij slaat van zich af, om jou te bevrijden.
Bij alle twijfel en gemis aan God, bij alle vragen en dorst,
geeft hij zijn lessende Geest, als bron van al dat zuchten.
Bij alle breuken die we oplopen, en alle brokken die we maken,
geeft hij water om te reinigen.
En zelfs na een klap in het gezicht,
laat hij ons zijn andere zijde zien,
die van liefde overstroomt. Amen


online delen:

tag theodicee geweld in OT oordeel Heilige Geest creatief water rein/onrein Simson Sodom en Gomorra

Deze preek maakt deel uit van een serie: Simson
Een serie over het leven van Simson en de parallelen met Jezus

  1. Rech. 13:1-25 (BGT) - Toewijding
  2. Rech. 16:21-31 - Molensteen
  3. Rech. 15:18-19 - Dorst naar God (huidige pagina)

Meer preken uit Rechters