Job. 37:16 | link naar preektekst |
Verwondering die niet over-drijft
Serie: Job (2 van 3)
< > | 2020-02-23 mi Heerde 2020-03-08 leespreek Winschoten 2021-08-08 leespreek Middelharnis 2021-10-03 mi Dalfsen 2021-10-03 leespreek Bergen op Zoom 2022-07-17 leespreek Spakenburg-Noord 2024-03-03 mo Rijsenhout |
Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,
“Weet jij hoe de wolken blijven zweven?”
Het is een vraag waar je iets van kinderlijke nieuwsgierigheid in kunt
horen.
Een soort onbevangen interesse, verwondering,
als je met frisse ogen naar deze wereld kijkt.
Als je de schoonheid ziet, en je verbaast:
wat is de wind nou precies? Hoe werkt het dat wolken groeien?
Als je op vakantie ziet hoe ze over de bergen komen aangedreven?
Hoe ontstaat regen eigenlijk? En sneeuw, en hagel?
In deze weken, na de stormen Ciara, Dennis en Ellen,
zijn we overspoeld met de weer–experts
die het ons prima kunnen uitleggen.
Lage en hoge druk, klimaatverandering, enzovoort.
Maar als je aan de zee staat, de wind trotseert,
dan blijft toch vooral de verwondering.
Elihu zegt het tegen Job.
“Weet jij hoe de wolken blijven zweven?” Job 37:16
We kunnen met al onze vragen,
verwijten soms die echt heel diep kunnen gaan,
met al die vragen naar God toe, soms zover gaan,
dat we God op het matje roepen.
Elihu zegt dan eigenlijk: Weet jij dan hoe deze wereld werkt?
We zeker over wie je het hebt? Ken jij je plek wel?
Elihu is de 4e van de 3 vrienden.
Die eerdere drie gingen omstebeurt met Job in discussie.
Na de klacht van Job, reageert eerst Elifaz
dan komt een antwoord van Job,
dan mag vriend nummer 2, Bildad, weer een reactie van Job.
En als laatste van de 3 mag Sofar. Weer een reactie van Job.
Dit rondje van 3 zogenaamde vrienden,
en dan telkens met een reactie van Job tussendoor.
Deze filosofische dans voeren ze 3 keer uit, bijna 3 keer, moet ik
zeggen.
Want de 3e keer dat Bildad spreekt is het superkort,
en Sofar komt niet eens een derde keer aan de beurt.
Elihu breekt dan in: Jongens, dit gaat nergens over!
Ik ben de jongste, ik heb mijn mond gehouden,
want ik dacht dat jullie ouder en wijzer waren,
maar jullie hebben Job geen goed antwoord gegeven.
Wat er eigenlijk gebeurde was dat die vrienden van Job zeiden:
He, dit leed wat jou is overkomen,
ik denk dat dat komt, omdat je misschien iets tegen God in hebt gedaan.
God doet namelijk niets verkeerd, wat hij doet is rechtvaardig.
Heb je een geheime zonde op je kerfstok?
Weet je zeker dat je niets fout heb gedaan?
Keer op keer zeggen ze dat, met z’n 3–en tegen Job alleen,
Hij, die alles al verloren had,
nu dus ook de support van zijn zogenaamde vrienden.
Het is ongekend gemeen, het is duivels.
Lekkere vrienden; zeggen dat het Jobs eigen schuld is…
En Job wordt daar gek van.
Hij weet dat hij onschuldig is.
Denk nog maar terug aan het begin,
waarin God zelf zei, dat er niemand zo rechtvaardig is als Job.
Hij wordt nu gedwongen om zich te verdedigen.
Nee, ik heb niet iets fout gedaan.
Luister je wel?!
En in het vuur van zijn argument,
in het nauw gedreven, zegt hij dat hij een geding heeft met God.
Hij roept God als getuige. U weet toch dat ik onschuldig ben!
En terwijl God maar zwijgt,
verschuift voor Job, God van getuige naar beklaagde.
Hij is mijn tegenstander geworden. Job 30:20–22
“Ik roep om hulp maar u antwoord niet, ik sta voor u, maar u wilt me
niet zien.
U bent wreed voor mij geworden, met al uw kracht hebt u zich tegen mij
gekeerd.”
Job voelt zich een speelbal van de storm:
“U tilt me op en laat me rijden op de wind,
uw woedende storm schudt me heen en weer.”
En terwijl die storm maar raast, blijft God windstil…
Heer. Waar bent u? U hebt wat uit te leggen!
Dat is dus het moment dat Elihu inbreekt.
“Weet jij hoe de wolken blijven zweven?”
En het is een wonderlijke reactie.
En ik wil er ook niet zomaar aan.
Deze haast filosofische hoofdstukken
kunnen een beetje over de hoofden heen gaan,
zoals die wolken over ons heen drijven.
Of omdat de woorden je niet aanstaan,
gaan ze het ene oor en het andere weer uit. En verwaait het.
Want zomaar lijkt het alsof Elihu zegt:
Job, je moet niet overdrijven met je vragen. Ken je plek.
Alsof hij een huisdier z’n plaats wijst: koest, af.
Zo lijkt het.
Maar dat zit me niet lekker. Want op zoveel andere plekken,
leren we God kennen als iemand aan wie je wel vragen mag.
Denk aan psalmen die we zongen, er zijn er heel veel meer: Ps.6
“Mijn Heer, doe mij geen pijn, ik kan niet meer.
… ik ga hier kapot, hoelang nog?” (pvn)
En er is een compleet bijbelboek gewijd aan klaagliederen.
Dát was pas eigen schuld,
maar zelfs dan nog geeft God ruimte om je diepste pijn,
naar hem uit te schreeuwen.
Elihu zegt niet dat je God niets mag vragen.
Hij zegt niet dat je geen waarom–vragen zou mogen stellen.
Als hij je op je plek zet,
is dat niet omdat je klein en minderwaardig bent.
Of omdat je je mond moet houden.
Maar Elihu stelt je wel de vraag:
waar is de verwondering?
De vrienden dachten het precies te weten:
God is goed, Job moet lijden, dus Job zal wel fout zijn geweest.
Maar ook Job dacht het te weten:
Ik lijdt, terwijl ik echt goed heb geleefd.
Klopt God wel, is dat nou eerlijk?
Heeft het überhaupt nut om te proberen goed te leven?
Job en zijn vrienden, beide trekken ze een conclusie.
Beide leggen een verband,
maar beide halen de verwondering er uit.
Ja, God is goed.
Ja, mensen doen zonde,
Ja, er is ongekend diep lijden,
en Ja, God vraagt van ons dat we goed doen.
Geen van die dingen is overdreven,
of moet worden weggewuifd als iets dat wel weer over waait.
Maar moeten wij het zijn die daar een verband tussen leggen?
Kunnen wij dan aanwijzen hoe het zit?
“Laat dit tot je doordringen, Job,
sta even stil en heb oog voor Gods wonderen.”
Daar heb je best lef voor nodig.
Zie je Job daar zitten, met zijn stinkende, zwerende wonden?
Gek van de jeuk krabt hij zich helemaal kapot.
En dan zeggen: zie je de wonderen?
Ik zou dat denk ik niet durven.
Toch is het nodig om mensen soms een spiegel voor te houden.
En dan niet: jij hebt geen recht van spreken,
of: jij mag niet klagen.
En ook niet: het zal wel ergens goed voor zijn,
(want dan praat je het kwaad goed)
En al helemaal niet: je hebt dit zelf verdient.
Maar wel: jouw ellende is niet het hele verhaal.
Ik vind het moeilijk omdat het snel en goedkoop klinkt als:
na regen komt zonneschijn.
Toch valt het me op, als mensen leed dragen,
dat ze vaak zelf op zoek gaan naar de zonnestralen.
Zoeken naar iets waar nog wel van te genieten is.
Vaak is dat lastig, omdat je genoegen moet nemen met minder,
zoveel waar je vroeger van genoot is niet meer bereikbaar,
maar toch proberen. De kleine dingen.
Volgens mij is ook dat de verwondering waar Elihu op wijst.
Maar vinden we dat nu makkelijk?
Ik zie dat we het soms moeilijk vinden om ons te verwonderen.
Om Gods wonderen te zien, om ze te benoemen.
“Weet jij hoe de wolken blijven zweven?”
Vraag dit aan een weerman als Reinier van der Berg,
en hij kan het je een aardig eind uitleggen.
Hebben we God dan nog wel nodig om de wereld om ons heen te begrijpen?
Is het redelijk om in een scheppingsverhaal te geloven,
als wetenschappers uit gaan van evolutie?
Zijn we de verwondering kwijtgeraakt
omdat we denken te snappen hoe het werkt?
Is het nog mogelijk om de stem van God te horen, in het onweer, de
donder,
als je weet van elektrostatische ontlading en ionen?
Is het nodig om je aan de tien geboden te houden,
als ook de universele verklaring van de rechten van de mens
de wereld mooi probeert te houden.
Is het zinnig om te geloven, als je ziet
hoe godsdiensten ook gewoon een sociologisch verschijnsel zijn?
Is het nodig om te leven van genade, om te leven van de wind,
als ook niet–gelovende mensen een mooi en goed leven lijken te hebben.
Soms hebben we God onzichtbaar gemaakt.
Weg–verklaard. God is dood, en wij hebben h’m vermoord.
De eerste keer dat een mens deze woorden zei,
zat er nog iets van verwondering in, maar ook dat is inmiddels
verdwenen.
Maar wat het christelijk geloof uniek maakt,
is niet hoe redelijk of onredelijk het is.
Ook niet dat wij weten hoe het zit,
of antwoorden hebben op die moeilijke waarom–vragen.
Volgens mij is de kracht van geloof dat onze verwondering blijft.
Dat is niet iets wat weggeblazen word, wat wel weer overdrijft.
Maar iets wat blijft: een ontzag en respect,
ruimte laten voor God die altijd groter is.
We hebben het niet gelezen, maar Elihu heeft in zijn jonge
enthousiasme,
veel woorden nodig om het woord te nemen. Job 32:18–20
“Ik ben boordevol woorden, mijn hart popelt van ongeduld.
Mijn binnenste is als jonge wijn die niet kan ademen,
mijn buik als een volle wijnzak die bijna openbarst.
Laat mij spreken en mijn gevoelens luchten,
ik zal het woord nemen en zeggen wat ik denk.”
Zo gaat het een heel hoofdstuk door. Overdreven haast.
Het is de mooie dichterlijke taal van de wijsheidsliteratuur.
Maar ik proef ook iets stamelends, iets van zoeken naar woorden.
En dan spreekt Elihu vanaf hoofdstuk 33 over de grootheid van God.
Een waterval aan woorden, vol verwondering over de schepping.
Geloof, ook ons geloof, moet gaan over verwondering.
Niet het weten, doorgronden.
Maar kinderlijk naïef: door God verrast kunnen worden,
genieten, je verbazen,
je klein voelen omdat God zo oneindig is,
zo ontzagwekkend, zo niet–te–vatten.
Je minuscuul voelen, op een goede manier, zonder dat je vertrapt wordt.
En je dan nóg weer een keer verwonderen omdat God jou ziet.
Omdat hij jou wil kennen en redden en liefhebben.
Geloven is verwondering zien, niet alleen in de schepping,
maar ook in de geschiedenis, in je achtertuin, in de omgang tussen
collega’s.
In een fonkelend glas wijn, en in dat wat tussen de lakens gebeurt.
En al die verwondering op God richten.
Als jou diep lijden treft dan zie je dat vast niet.
Ik denk dat dat ook niet zo heel erg is, als je vrienden hebt als Elihu
die je eerlijk, met wijsheid verder helpen.
Want klagen mag; in liefde en waarheid spiegelen ook.
Maar voor nu, voor als je niet zo erg lijdt als Job,
is dit wel een moment om je voor te bereiden, om je te wapenen,
om je te oefenen in verwondering.
Wetenschap en geloof bijten elkaar niet.
Geluk en plezier en geloof, zijn geen vijanden,
Verbindt het maar aan elkaar.
Als je bidt “geef ons heden ons dagelijks brood”
om dan te zien, hoe jouw geld,
en Gods gevende hand geen concurrenten zijn.
Je te verwonderen dat God zorgt, ook door alle mensenwerk heen.
Ik denk ook dat alleen op deze manier
het jobslijden van de wereld te verdragen is.
Verwonderen is niet doen alsof het er niet is.
Het is niet het negeren van het lijden.
Je merkt er in deze hoofdstukken van Job natuurlijk niet zoveel van.
Maar de eerste 7 dagen dat ze zwijgend bij elkaar waren,
dat is erkennen van de pijn, de machteloosheid.
Dat was uitdrukking geven aan dat waar geen woorden voor zijn.
Was het daar maar bij gebleven.
Na de filosofische dans in 3 rondes, en er teveel wordt gepraat,
en geduid, en stukgeanalyseerd, heb je een vriend als Elihu nodig,
die je helpt om de verwondering niet kwijt te raken,
omdat je anders verstrikt in je eigen denkbeeld, in je eigen pijn.
En dan vergeet je om God hoog te houden.
En te erkennen dat we het niet weten.
Je zou willen dat je dan ook een vriend had die helpt
om op zoek te gaan naar zonnestralen.
Die zegt: het blijft niet altijd stormen.
Elihu zegt het zo: Job 37:21–22
“Soms blijft de zon onzichtbaar,
terwijl ze achter de wolken straalt,
maar daarna komt de wind en blaast de hemel schoon.
Uit het noorden nadert een gouden schittering;
huiveringwekkend is de luister waarin God zich hult.”
Dat is niet de goedkope versie van na regen komt zonneschijn.
Want soms is de zon onzichtbaar. Zo begint Elihu.
En in de laatste regels zie je hoe de zon een beeld is voor God.
De schittering, de luister waarin God zich hult,
en je voelt dat hij nadert. Maar soms is God onzichtbaar. Dat gaat
diep.
Elihu erkent hier de pijn van Job,
als hij zegt dat God afwezig is voor hem.
Soms blijft de zon onzichtbaar.
Maar daarna komt de wind en blaast de hemel schoon.
“Weet jij dan hoe de wolken blijven zweven?”
Je kunt weten hoe dat werkt met poolwinden, en golfstromen.
Maar als je aan de zee staat, de wind trotseert,
dan blijft de verwondering.
Over hem die overwon, de hemel schoon blaast,
Over hem die is in de stilte,
Die spreekt in de donder en antwoordt in de storm.
En waait waarheen hij wil. Amen
online delen:
verwondering lijden wolk grootheid schepping Elihu Job
Deze preek maakt deel uit van een serie: Job
- Job. 1:21 - Geen kwaad Woord
- Job. 37:16 - Verwondering die niet over-drijft (huidige pagina)
- Job. 31:35-37 - Jezus' job
Meer preken uit Job