Stilte, Votum en Groet DNPs 126:1 en 2 (Het leek een droom, toch was het waar) Gebed HH 56:1,5 (God, de stem die sprak tot Abraham) melodie = NLB 975 L:Gen 16:1-13 (geboorte Ismael) NLB 143:1 (O Here, hoor naar mijn gebeden) L: Gen 21:1-13 (geboorte Isaak, wegsturen Ismael) NLB 143:6 en 9 (Ik strek naar U mijn beide handen) L: Gal 4:21-31 Preek over Gen 21:10 Amenlied Opw 369 (Door uw genade, Vader) Gebed Collecte Als geloofsbelijdenis: NLB 975:1 en 2 (Jezus roept hier mensen samen) Zegen en danish amen

Geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Vakantietijd komt eraan,
en dan voel je hoe lekker het is om vrij te zijn.
Om even helemaal niets te moeten, nergens aan vast te zitten,
geen afspraken; een lege agenda.

Nouja, voor de meesten van ons.
Misschien is er voor jou even geen werkzaam leven,
vanwege ouderdom, ziekte of ontslag.
Dan staart die lege agenda je aan,
met net zoveel druk, als dat een volle agenda legt op iemand mét werk.
Je ziet dan goed hoe mensen zich verliezen, in al hun drukte,
en hoe ze aan dat wat belangrijk is, voorbij gaan:
een stuk menselijk contact, het delen van je tijd.
Je ziet ze soms met hun baan, uit de bocht vliegen.
Ze zijn niet vrij. En jij dan?

Echt vrij zijn, is iets diepers dan wel of geen afspraken hebben,
is meer dan eigen baas te zijn en je niet uit te hoeven sloven voor een ander.
Echt vrij zijn, gaat twee kanten op:
je laat je niet beheersen door wat je hebt, (werk of bezit of wat dan ook)
maar ook, dat je je niet laat beheersen als je dat niet hebt.
Want ook iets niet hebben, kan je beheersen.


Of je vrij bent, of slaaf:
dat is de rode draad die loopt door het het verhaal van Ismael.
Hagar was slavin, ze had het niet voor het zeggen.
Haar leven was het, om te doen wat haar meesteres zei.
Sarai’s wil was wet.
Diende ze haar in het begin op een goede manier,
later kwam dat onder spanning te staan.

Want ook Sarai was ergens door beheerst.
Haar diepe verlangen naar een kind, zo begrijpelijk,
zo natuurlijk, een door God ingeschapen verlangen.
Maar het lijkt alsof dat diepe verlangen Sarai te sterk werd.
Zo sterk, dat ze eigen middelen zocht.
Ze liet Hagar maar met Abram slapen.
Haar slavin moet echt alles voor haar doen…

Ook heel begrijpelijk, heel natuurlijk,
is dat Hagar op haar manier, in opstand komt.
Nu ze ziet dat zij wat heeft, wat haar meesteres niet heeft,
nu ze de genegenheid van hun man delen,
denkt ze een streepje voor te hebben,
omdat haar liefde vrucht heeft gedragen.
Ze verliest haar respect voor Sarai.
Ze heeft nu macht over haar.

Zie je hoe dat gaat zitten woekeren,
hoe het de relaties tussen alles en iedereen verziekt?
Dat naar elkaar wijzen, wat we in het paradijs geleerd hebben:
Sarai naar Abram: Gn16:5
“Voor het onrecht dat mij wordt aangedaan ben jij verantwoordelijk!”
Abram naar Sarai: “Het is jouw slavin!” Gn16:6
doe jij het maar, los het zelf maar op! En Sarai doet dat.
Ze maakt Hagar het leven zo zwaar, dat ze vluchten moet.
Een eerste woestijnreis en ballingschap voor deze Egyptische slavin.
Goddank ziet Hij wat hier gebeurt, de Heer hoort het,
en Hij neemt het op voor moeder en kind.


13 jaar later, ziet de Heer om naar Sara.
En dat is voor God heel natuurlijk, heel normaal.
Als wij naar Sara kijken, dat gekwetste, gepijnigde gedrag,
wat haar gemeen en vinnig maakte;
ik zou daar met een boog omheen lopen. Maar God niet.
Want, als we vallen, ons laten leiden en verleiden, door onze pijn,
en daarin uit de bocht vliegen, dat is voor God geen reden,
om dan maar niet om te zien, om dan niet te horen…

Wat God tegenover mijn verlangens zet, tegenover mijn pijn,
en ook tegenover mijn uit–de–bocht–vliegen, is een belofte.
God belooft haar een kind. Eerst moest Sara er om lachen.
Maar dan wordt Isaak geboren, die naam betekent ook: gelach.
Het ongelovig lachen verandert naar echte vreugde:
“God maakt dat ik kan lachen” zei Sara,
“en iedereen die dit hoort zal met mij mee lachen.”
Een paar jaar later, als Isaak niet meer de borst krijgt,
is dat reden voor een feest.
Het kleine jochie is een peuter, en Ismael is een irritante puber.
En het is alsof hij het feest voor zijn jongere halfbroertje niet kan hebben:
Smalend lacht Ismael hem uit, maakt Isaak belachelijk.

Nu is voor Sara de maat vol.
13 jaar heeft ze aangekeken tegen die pijn van: Hagar wel en zij niet,
en nu zal dat snotjoch haar lieve kind kleineren? Nee.
Weg ermee! En let erop hoe denigrerend Sara praat,
Hagar en Ismael mogen zelfs geen naam hebben:
“Jaag de slavin en haar zoon weg, want ik wil niet
dat mijn zoon Isaak later de erfenis moet delen met de zoon van die slavin.”

Meen je dat nou?
Zo gaat het dus in de wereld, het is er heel natuurlijk.
Mensen die lager op de sociale ladder staan,
eerst al het vuile werk laten opknappen, en ze dan trap na geven.
Poef! De ladder af, van slavin naar zwerver, treetje lager.
Een tweede ballingschap en woestijntijd…
Wat een wrok, zo ga je toch niet met mensen om?
Weggooien als een stuk vuilnis? Discrimineren op basis van stand of rang?
Logisch dat Abraham dat helemaal niets vind.
Zijn eigen zoon wegsturen? Natuurlijk niet!

Maar wat dan minstens zo schokkend is,
dat God nu niet aan de kant van Hagar lijkt te staan,
maar aan de kant van Sara. Die zei: “Jaag de slavin en haar zoon weg”
God overtuigt Abraham zelfs dat het OK is:
Voel je niet bezwaard, doe wat ze zegt:
“want alleen de nakomelingen van Isaak zullen gelden als jouw nageslacht.”

Op dit moment is God heel zorgvuldig een volk aan het plannen.
Hij is de God van Abraham, Isaak en Jakob.
Maar bij elke generatie maakt hij een keuze.
God kiest Abraham, en niet zijn neef Lot,
waaruit de broedervolken Moab en Ammon komen.
God kiest Isaak, en niet eerstgeboren halfbroer Ismael,
stamvader van diverse Arabische stammen.
God kiest later Jakob, en niet de eerstgeboren tweeling Esau,
stamvader van de Edomieten.
Als God kiest, komt hij niet terug op eerdere beloften.
En je ziet ook, hoe God recht doet aan,
aan wat hij Abraham beloofd had.
Ik sta aan jou kant, dus ook Ismael, je zoon, je eerste, van wie je zoveel houd,
ook hij zal stamvader van volken zijn. Maar laat hem nu maar gaan…
En als Hagar en Ismael dan uit huis gaan,
krijgen ze als uitzet voeding mee.
Als dat op is, en Hagar en Ismael denken dat ze zullen vergaan van
honger en dorst, dan maakt God waar, wat Hagar eerder al ervaren had
en waar Ismael zijn naam aan te danken heeft: namelijk dat God hoort.
Natuurlijk zorgt God. Want hij doet wat hij belooft.


Dit is het verhaal van Ismael. Van geboorte, tot hij uit huis gaat.
En verhaal van mensen, van natuurlijke reacties, van gebrokenheid.
Vervreemdend soms.
De weg die God kiest, krijgt in het nieuwe testament een nieuwe lading.
En het geeft ons een manier hoe we moeten aankijken
tegen die natuurlijke reflexen van Hagar en Sara,
en hoe ook wij met pijn en gebrokenheid omgaan,
hoe wij leven: vrij of niet.
Want die rode draad, van vrijheid en slavernij wordt door Paulus opgepakt.

Paulus zegt in Galaten, we hebben dat gelezen, (pak er gerust bij) Gal 4:23a
“De zoon van de slavin dankte zijn geboorte aan de loop van de natuur”
Paulus heeft het hier over Ismael.
Voor ons klinkt het niet als of de natuur zijn beloop heeft gehad,
hoe Sara haar slavin maar aan Abram geeft, om een kind te krijgen.
We vinden dat niet gewoon, niet natuurlijk.
Maar Paulus gebruikt dat woord: loop van de natuur
of vlees in oudere vertalingen,
om aan te geven hoe het zo puur menselijk is.
Ik denk dat we heel goed kunnen meevoelen met de emoties van Sara.
Maar in al die gebrokenheid, bracht dat niet iets voort wat goed was.
Niets dan gekibbel tussen man en vrouw,
verstoorde verhouding tussen slavin en haar meesteres,
of hoe halfbroers elkaar uitlachen en treiteren.
Dat is loop van de natuur. Paulus zegt: dat zit in onze aard.

En hij trekt deze lijn verder door. Het is een beeld.
Het hele verhaal van de geboorte van Ismael,
dat is wat je krijgt als je leeft onder het slavenjuk.
Hoe Hagar slaaf was, niet alleen van Sara, maar ook van haar opstandigheid,
en het manipuleren, toen zij iets had, wat Sara zo verlangde.
Maar ook Sara. Hoe zij zich liet meeslepen en beheersen,
door haar pijn, hoe natuurlijk dat ook was;
Ismael, is wat je krijgt, als je beheerst wordt, door dat wat je hebt
en door dat wat niet hebt. Dan ben je niet vrij, maar slaaf.

Even tussendoor: Misschien vraag je je af hoe Paulus bij deze,
toch wel onverwachte uitleg, is gekomen.
Er zit een speelsheid in, in hoe hij de geschiedenissen interpreteert.
Ik vind dat mooi, en het geeft me ook veel ruimte
om zelf op zoek te gaan, naar wat God te zeggen heeft.
Tegelijk is een ook wel een waarschijnlijke reden aan te wijzen,
want het woord Hagar, en het Hebreeuwse woord voor ’de berg’,
lijken heel erg op elkaar.
Hagar is de Berg. Dat is de Sinaï, de berg van het oude verbond.

Als je een beetje rond het hoofdstuk van Galaten heen leest,
dan wordt duidelijk dat die slavernij met de Wet te maken heeft.
En als je weet dat bij Paulus de wet, vooral onze natuur blootlegt,
hoe we van binnen zijn, en wat er wezenlijk zo diep in mij, gebroken is,
dan kun je dat snappen.
Zoals voor Hagar, Sara’s wil wet was, zo werkt deze slavernij.
Soms doet ze wat gezegd word, maar er komt ook van alles in opstand.
De Wet wijst aan wat ik moet doen, maar ook waar ik faal.
Het laat zien hoe verslaafd ik ben, aan die verkeerde impulsen.
vs 24 “Hagar staat voor het verbond van de berg Sinaï in Arabia, dat slaven baart.
Als beeld van dat verbond belichaamt Hagar het huidige Jeruzalem,
dat met zijn kinderen in slavernij leeft.”

Paulus ziet dat gebeuren bij Joden, het Jeruzalem van dat moment,
die de beloofde Messias grotendeels afwezen,
en niets anders hebben, dan slaafs proberen God te dienen.
Het is ongetwijfeld echte liefde hoor
zoals Hagar misschien ook wel van Abraham hield. En toch klopt het niet.
En ook dat oude verbond op de Sinaï: God heeft het zelf gesloten.
Hij heeft zelf zijn wet gegeven, zoals God Ismael aan Abram gegeven had.
toch was dat niet de zoon voor wie de erfenis zijn zal.

Weer vs 23: “De zoon van de slavin dankte zijn geboorte aan de loop van de natuur,
maar die van de vrijgeboren vrouw aan de belofte.”

Tegenover mijn natuur, mijn impulsen, mijn verkeerde reflexen,
stelt God de belofte.
God beloofde Abraham dat hij land zou krijgen,
dat hij een groot nageslacht zou krijgen,
dat door hem heen, de hele wereld gezegend zou zijn.

Hij zag er niet veel van.
Maar de geboorte van Isaak verandert dat. Wonderlijk zoals dat ging.
Voor God is dat heel natuurlijk, maar voor mensen is het absurd.
Maar dat is wat het nieuwe verbond doet.
Er wordt iets geboren wat niet vast zit: aan wrok, opstand of slaafsheid.
Het is een geboorte die je niet voor mogelijk hield:
het is de belofte dat dat wat ons slaaf maakt, verdwijnt.
In het nieuwe verbond zijn we niet meer slaaf,
maar zijn we kinderen, zijn we erfgenamen in volle rechten.
Alles wat God aan Abraham beloofde; het is alleen voor Isaak.
Alles wat God in Jezus heeft gedaan, het is voor jou.
Vers 31: “Daarom dus, broers en zussen, zijn wij geen kinderen
van de slavin, maar van de vrijgeboren vrouw.”


Paulus schrijft aan mensen die echt van God hielden.
Ze probeerde God te laten zien hoe ze van hem hielden
door maar heel gehoorzaam te zijn, door wettisch te leven.
Door vast te zitten, aan wat God gebood.
En misschien, de vergelijking met de nakomelingen van Ismael
is snel gemaakt: de slaafse gehoorzaamheid die je in de islam ziet,
kun je bewonderenswaardig vinden, maar ik geloof,
dat is precies wat God niet wil. Niet zo.

Maar nu kijken we makkelijk naar joden en moslims.
Maar onder Christenen speelt dit net zo goed.
Paulus schrijft dit naar christenen, naar ons. Niet naar moslims.

Hoe makkelijk laten wij ons niet leiden,
beheersen door de angst van veroordeling?
Leven we onder een streng moeten?
Onder de wet, waarvan je denkt dat je die slaafs moet opvolgen.
Maar we zijn toch kinderen van de belofte!?
De erfenis, krijg je, gewoon, zomaar. Omdat God je Vader is,
niet omdat jij er zo hard voor hebt gewerkt.
Als je ervoor moet werken, dan ben je nog niet vrij.

Zo wil Paulus dit verhaal naar ons toe halen.
Geldt dit voor jou? Dan wordt dit vers een oproep.
Zeg het maar tegen manipulatie in je:
“Jaag de slavin weg”
Tegen wrok, tegen de pijn, waar je aan vast zit.
Die stekende jaloezie, die je beheerst:
“Jaag de slavin weg”
Dit geldt voor iedereen, die zich laat leiden
door wat ze hebben, aan schuld,
of ze laten zich beheersen door wat ze niet hebben aan goeds,
om God mee te pleasen.
Als ruziënde vrouwen die vechten om de aandacht.
Maar dat is gedrag van Ismael en Hagar.
“Jaag de slavin en haar zoon weg”


Tegenover dat alles staat de belofte.
Als God je beloofd heeft, dat hij van je houdt,
als hij gezegd heeft dat hij je zal geven wat je nodig hebt,
als hij zegt dat hij zijn zoon geeft, dan komt het goed.
Hij geeft je land om te wonen,
Geeft mensen om je heen om dat land te bewonen en te bewerken,
en zijn zegen, die alle mensen zullen merken.
Alle volken zullen de zegen merken die ligt op de erfenis.

Echt vrij zijn, is iets diepers dan wel of geen afspraken hebben,
is meer dan eigen baas te zijn en je niet uit te hoeven sloven voor een ander.
Echt vrij zijn, gaat twee kanten op:
je laat je niet beheersen door wat je hebt, (aan goede daden of aan schuld)
maar ook, dat je je niet laat beheersen als je dat niet hebt.
Laat je niet beheersen door de wet,
alsof je God moet bewijzen hoe goed je bent.
Ik weet dat ik het niet ben.
Maar bij het sterven van de beloofde zoon,
komt de erfenis vrij, die God met je wil delen.
Toen Jezus stierf, werd alles van ons.

Belofte maakt schuld?
Nee, God belofte verjaagt die juist.
Amen


online delen:

tag typologie belofte erfenis kind van God vrijheid wet schuld Sara Hagar Ismael

Deze preek maakt deel uit van een serie: Rond Abraham
4 Portretten van personages rondom Abraham. Daarbij ook telkens de hermeneutische vraag hoe wij de geschiedenis christologisch kunnen lezen. Over Abram als generaal (1), over Lot (2), over Ismael (3) en over het graf van Sara (4)

  1. Gen. 14 - Vechten voor een ander
  2. Gen. 19:15-17 - Lot
  3. Gen. 21:10 - Ismael (huidige pagina)
  4. Gen. 23 - Een graf voor Sara

Meer preken uit Genesis